
Jurisprudentie
AY0330
Datum uitspraak2006-06-27
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200604135/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200604135/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 17 mei 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens handelen in strijd met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Uitspraak
200604135/1.
Datum uitspraak: 27 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Spijkenisse,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2006 heeft verweerder aan verzoeker een last onder dwangsom opgelegd wegens handelen in strijd met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 2 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 juni 2006, waar verzoeker, bijgestaan door mr. H.S. de Vries, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. F.C. Polet, ing. F.H. Jansen, R. van de Kasteele, ambtenaren van de DCMR en J.Dorsman, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 5:20, eerste lid, van de Awb is een ieder verplicht aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
2.2. Aan de last onder dwangsom is ten grondslag gelegd dat verzoeker heeft geweigerd op vordering van verweerder inzage te verschaffen in de LPG-doorzet van zijn LPG-tankstation in Spijkenisse over de jaren 2001 tot en met 2004. Deze gegevens zijn gevorderd in het kader van het project Actualisatie Milieuvergunningen LPG-tankstations.
2.3. Verzoeker betoogt dat verweerder ten onrechte inzage vordert in
de LPG-doorzet. Volgens hem ontbreekt een wettelijke grondslag om in het kader van bestuursrechtelijk toezicht inzage in die gegevens af te dwingen. Hij voert aan dat hij bovendien al heeft voldaan aan de eisen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen door een accountantsverklaring over te leggen waaruit blijkt dat zijn doorzet minder is dan 1.500 m3 per jaar. Hij vrees door inzage te verschaffen in vertrouwelijke bedrijfsinformatie in zijn belangen te worden geschaad.
2.4. De Voorzitter heeft in zijn uitspraak van 29 augustus 2005 (nr. 200506832/1, JB 2005/307) overwogen dat niet is staande te houden dat het verlangen van gegevens in het kader van een actualiseringsplicht van de vergunning niet begrepen kan worden onder toezicht in de zin van de Awb.
Ter zitting is aannemelijk geworden dat de gevraagde gegevens nodig zijn om te bepalen of de vergunning moet worden geactualiseerd in de zin van artikel 8.22, eerste lid, van de Wet milieubeheer, op grond waarvan het bevoegd gezag regelmatig dient te bezien of de beperkingen waaronder een vergunning is verleend, en de voorschriften die aan een vergunning zijn verbonden, nog toereikend zijn gezien de ontwikkelingen op het gebied van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu en de ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu. Gelet op het Besluit en de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de inhoud van tabel 1 van de bij de Regeling behorende bijlage, is hiertoe het verstrekken van de accountantsverklaring niet toereikend. De Voorzitter neemt daarom aan dat verweerder inzage in de LPG-doorzet over de jaren 2001 tot en met 2004 mocht vorderen. De Voorzitter ziet dan ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2006
157-456.