
Jurisprudentie
AY0354
Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200600041/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200600041/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 14 oktober 2005 heeft verweerder zijn beslissing om op 17 september 2005 jegens appellante bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 59,00) voor rekening van appellant komen.
Uitspraak
200600041/1.
Datum uitspraak: 5 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 oktober 2005 heeft verweerder zijn beslissing om op 17 september 2005 jegens appellante bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 59,00) voor rekening van appellant komen.
Bij besluit van 9 december 2005, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 28 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 30 december 2005, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2006, waar verweerder, vertegenwoordigd door mr. S. Klok, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4.2.11, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Rotterdam (hierna: APV) is het voor de gebruiker van een perceel ten behoeve waarvan krachtens artikel 4.2.4, tweede lid, een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie afvalstoffen is aangewezen, verboden de desbetreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via die inzamelvoorziening.
Ingevolge artikel 4.2.11, derde lid, kunnen regels gesteld worden ten aanzien van de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moeten worden aangeboden.
In artikel 9, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit afvalstoffen gemeente Rotterdam (hierna: het Uitvoeringsbesluit) is bepaald dat de afvalstoffen zoveel mogelijk moeten worden samengedrukt voordat ze in de inzamelvoorziening worden geworpen.
Ingevolge artikel 4.2.18, eerste lid, van de APV wordt, indien degene die feitelijk handelt of heeft gehandeld in strijd met deze paragraaf ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen onbekend is of onbekend is gebleven, de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid geacht te hebben gehandeld in strijd met de betreffende bepalingen in de APV.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel geldt het bepaalde in het eerste lid niet indien deze persoon aantoont dat door hem voldoende zorg voor het milieu in acht is genomen.
2.2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak die op zaterdag 17 september 2005 in een afvalinzamelingscontainer aan de Aronskelkstraat ter hoogte van nummer 31 te Rotterdam is aangetroffen. Volgens verweerder was deze huisvuilzak, blijkens een daarin aangetroffen poststuk, met daarop de naam en het adres van appellante, afkomstig van appellante en heeft zij deze zak in strijd met artikel 9, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, niet samengedrukt. Hierdoor is de vulopening van de container verstopt geraakt.
2.2.1. Appellante betoogt dat zij de vuilniszak op juiste wijze in de container heeft gedeponeerd, zodat geen sprake was van een overtreding.
2.2.2. De Afdeling acht het op basis van de stukken, waaronder het proces-verbaal van 17 september 2005, aannemelijk dat de vuilniszak die appellante in de container heeft gedeponeerd, onvoldoende was samengedrukt. Verweerder is er derhalve terecht van uitgegaan dat appellante artikel 9, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit heeft overtreden. De enkele stelling van appellante dat zij haar huisvuilzak op juiste wijze heeft aangeboden, doet hier niet aan af.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Van Helvoort
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006
361.