Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY0382

Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200510428/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 januari 2005 heeft de burgemeester van Assen (hierna: de burgemeester) geweigerd het rijbewijs van appellant te vernieuwen.


Uitspraak

200510428/1. Datum uitspraak: 5 juli 2006. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/429 van de rechtbank Assen van 9 november 2005 in het geding tussen: appellant en de burgemeester van Assen. 1.    Procesverloop Bij besluit van 27 januari 2005 heeft de burgemeester van Assen (hierna: de burgemeester) geweigerd het rijbewijs van appellant te vernieuwen. Bij besluit van 29 april 2005 heeft de burgemeester het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 9 november 2005, verzonden op 10 november 2005, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 20 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 2 maart 2006 heeft de burgemeester van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2006, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. A. Holt en R. Dekker, werkzaam bij de gemeente Assen, zijn verschenen. Appellant is met bericht niet verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 111, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) wordt aan degene die vreemdeling in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) is, en geen onderdaan van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen of een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een rijbewijs slechts afgegeven indien hij rechtmatig in Nederland verblijft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l van die wet. Voor de uitvoering hiervan is de korpschef in de zin van de Vw 2000 verplicht aan degene die is belast met de afgifte van het rijbewijs, kosteloos de noodzakelijke opgaven en inlichtingen te verstrekken.    Ingevolge artikel 50 van de Invoeringswet WVW 1994 behouden op basis van de Wegenverkeerswet afgegeven rijbewijzen die op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen 107 tot en met 134 van de WVW 1994 nog geldig zijn, hun geldigheid tot de datum waarop ingevolge artikel 99a van het Wegenverkeersreglement, zoals die bepaling op dat tijdstip luidde, tot vernieuwing van die bewijzen dient te worden overgegaan.    Ingevolge artikel 99a van het Wegenverkeersreglement, zoals dit destijds luidde, dient het rijbewijs voor het besturen van een motorvoertuig als waarmee over de weg wordt gereden, te voldoen aan de volgende eisen: a. indien het rijbewijs geldig is voor een termijn die langer is dan 10 jaren, mag de in het rijbewijs vermelde datum waarvóór tot vernieuwing van het rijbewijs moet worden overgegaan, niet zijn verstreken; b. (…)    Ingevolge artikel 8 van de Vw 2000 heeft de vreemdeling in Nederland uitsluitend rechtmatig verblijf: a. op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14; b. op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20; c. op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28; d. op grond van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33; (…) l. indien de vreemdeling verblijfsrecht ontleent aan het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije. 2.2.    De burgemeester heeft geweigerd het rijbewijs van appellant te vernieuwen op de grond dat deze ten tijde van het besluit van 29 april 2005 niet rechtmatig in Nederland verbleef als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met d en l, van de Vw 2000. 2.3.    Appellant betwist in hoger beroep het oordeel van de rechtbank dat artikel 111, derde lid, van de WVW 1994 van toepassing is in zijn situatie. Naar de mening van appellant heeft hij niet verzocht om afgifte van een nieuw rijbewijs maar slechts om vernieuwing van een reeds bestaand rijbewijs, dat eerder op juiste gronden is afgegeven. Appellant stelt zich op het standpunt dat artikel 50 van de Invoeringswet WVW 1994 niet op hem van toepassing is omdat hij reeds voor de invoering van deze wet zijn rijbewijs heeft gekregen. Bij de verkrijging van zijn rijbewijs mocht hij erop vertrouwen dat dit rijbewijs tot 2035 geldig zou zijn, zoals hem indertijd is medegedeeld en zoals op zijn oude rijbewijs is vermeld, aldus appellant. 2.3.1.    Dit betoogt slaagt niet. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 19 juni 2002 in zaak no. 200103140/1, heeft artikel 111, derde lid, van de WVW 1994 niet alleen betrekking op rijbewijzen die voor de eerste maal worden afgegeven, doch ook op nieuwe rijbewijzen, die worden afgegeven nadat de geldigheidsduur van het oude rijbewijs is verstreken. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is daarvan in dit geval sprake. Ingevolge artikel 50 van de Invoeringswet WVW 1994 en artikel 99a van het Wegenverkeersreglement heeft het aan appellant afgegeven rijbewijs op 17 januari 2005 immers zijn geldigheid verloren.    De stelling van appellant dat artikel 50 van de Invoeringswet WVW 1994 niet op hem van toepassing is, kan niet worden gevolgd. Zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld, staat geen rechtsregel eraan in de weg dat aan de wet ontleende rechten, die al dan niet gerechtvaardigde verwachtingen hebben gewekt, door een verandering in wetgeving weer worden ontnomen. 2.4.    Voorts betoogt appellant dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden. Appellant voert hiertoe aan dat hij een eigendomsrecht bezit met betrekking tot zijn rijbewijs tot 2035. Het besluit van de burgemeester maakt hierop inbreuk, aldus appellant, door te bepalen dat de geldigheidsduur reeds in 2005 is verstreken. 2.4.1.    Dit betoog slaagt evenmin. Aangezien appellant niet kan worden aangemerkt als eigenaar van het rijbewijs, gaat de Afdeling ervan uit dat zijn betoog betrekking heeft op de beperking in de tijd van het genot van de aan het eertijds verleende rijbewijs ontleende rechten. Aldus opgevat, faalt het betoog aangezien deze beperking wordt gerechtvaardigd door het streven van de wetgever om de opbouw van een rechtspositie hier te lande van de in artikel 111, derde lid, van de WVW 1994 bedoelde vreemdelingen door onder andere afgifte aan hen van rijbewijzen te voorkomen. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Vlasblom    w.g. Klein Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006. 176-512.