Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY0385

Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200509676/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 april 2004 heeft appellant sub 1 (hierna: de raad), voor zover hier van belang, een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) gevestigd op de aan appellanten sub 2 toebehorende gronden, kadastraal bekend als Gemeente [plaats], sectie […], nummers […] (hierna: de percelen […].


Uitspraak

200509676/1. Datum uitspraak: 5 juli 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: 1.    de raad van de gemeente Halderberge, 2.    [appellanten sub 2], alle gevestigd dan wel wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. 05/1175 van de rechtbank Breda van 18 oktober 2005 in het geding tussen: appellant sub 1 en appellanten sub 2. 1.    Procesverloop Bij besluit van 27 april 2004 heeft appellant sub 1 (hierna: de raad), voor zover hier van belang, een voorkeursrecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: de Wvg) gevestigd op de aan appellanten sub 2 toebehorende gronden, kadastraal bekend als Gemeente [plaats], sectie […], nummers […] (hierna: de percelen […]. Bij besluit van 28 februari 2005 heeft de raad, voor zover hier van belang, de door [appellanten sub 2] gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 18 oktober 2005, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellanten sub 2] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben [appellanten sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2005, en de raad bij, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2005, hoger beroep ingesteld. De raad heeft zijn hoger beroep aangevuld bij brief van 27 december 2005. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 9 februari 2006 heeft de raad van antwoord gediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 mei 2006, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. R. Timmermans, werkzaam bij de gemeente, en [appellanten sub 2], vertegenwoordigd door mr. drs. O.H. Minjon, advocaat te Alkmaar, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Grondslag voor de vestiging van het voorkeursrecht op 27 april 2004 is het op dezelfde dag door de raad vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II". 2.2.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wvg, voor zover hier van belang, kunnen bij besluit van de gemeenteraad gronden, begrepen in een bestemmingsplan, worden aangewezen als gronden waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van toepassing zijn. Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Wvg, voor zover hier van belang, komen voor een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid alleen in aanmerking de gronden, waaraan bij het bestemmingsplan een niet-agrarische bestemming is toegedacht en waarvan het gebruik afwijkt van dat plan. Ingevolge het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II", is de bestemming van de percelen […] "Bedrijfsdoeleinden/groothandel in bouwmaterialen -Bgb-". Ingevolge artikel 5, eerste lid, van dat bestemmingsplan zijn gronden met de bestemming "Bgb" bestemd voor een groothandelsbedrijf in bouwmaterialen. Ingevolge artikel 5, tweede lid, zijn in verband met de bestemming toegelaten: bedrijfsgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen, verhardingen en bijbehorende voorzieningen. In het ten tijde van de vestiging van het voorkeursrecht van kracht zijnde bestemmingsplan "Buitengebied, Halderberge-West" zijn de percelen […] aangewezen als "Bedrijfsdoeleinden B33", inhoudende groothandel in bouwmaterialen. Het hoger beroep van [appellanten sub 2]. 2.3.    [appellanten sub 2] bestrijden het oordeel van de rechtbank dat onder het gebruik als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wvg, moet worden verstaan het huidige feitelijke gebruik, zonder dat daarbij wordt betrokken of dit gebruik onder het oude bestemmingsplan was toegestaan. Naar appellanten stellen had de bestemming van de gronden onder het ten tijde van de vestiging van het voorkeursrecht van kracht zijnde bestemmingsplan "Buitengebied, Halderberge-West" moeten worden vergeleken met de bestemming onder het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II". Nu deze bestemmingsplannen ten aanzien van de percelen […] niet wezenlijk verschillen, was de raad volgens hen niet bevoegd het voorkeursrecht te vestigen. 2.3.1.    De Afdeling stelt voorop, dat artikel 2, tweede lid, van de Wvg, noch enige andere bepaling uit die wet, een aanknopingspunt biedt voor het standpunt van [appellanten sub 2], dat niet het daadwerkelijke feitelijk gebruik van de gronden als uitgangspunt moet worden genomen, maar het gebruik zoals dat onder het ten tijde van de vestiging van het voorkeursrecht van kracht zijnde bestemmingsplan is toegestaan. Hieruit volgt dat voor de bevoegdheid tot vestiging van een voorkeursrecht niet van belang is of, en in welke mate, het beoogde gebruik van de gronden in het bestemmingsplan op basis waarvan het voorkeursrecht is gelegd - in dit geval: het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II" - afwijkt van de bestemming die daaraan is gegeven in het ten tijde van de vestiging van het voorkeursrecht van kracht zijnde bestemmingsplan - in dit geval: het bestemmingsplan "Buitengebied, Halderberge-West". 2.3.2.    Evenmin is relevant het betoog van [appellanten sub 2] dat het huidige gebruik van de gronden is toegestaan op grond van het overgangsrecht bij het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II", nu ook dat niet bepalend is voor de vraag of het huidige gebruik als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wvg, afwijkt van het toegedachte gebruik. 2.4.    Het hoger beroep van [appellanten sub 2] is ongegrond. Het hoger beroep van de raad 2.5.    De rechtbank heeft overwogen dat het besluit van 28 februari 2005 voor vernietiging in aanmerking komt, reeds omdat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het huidige gebruik van de percelen [2 percelen] - op beide percelen staat een bedrijfswoning - afwijkt van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II", dat een tweetal bedrijfswoningen toelaat. De raad kan zich niet met dit oordeel verenigen, omdat bedrijfswoningen in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II" niet zijn toegestaan. 2.5.1.    Dit betoog slaagt. Uit de stukken blijkt dat de rechtbank de beschikking heeft gehad over, en getoetst heeft aan, het ontwerpbestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II" en niet aan het vastgestelde bestemmingsplan. In het vastgestelde bestemmingsplan is, ten opzichte van het ontwerpplan, in de opsomming van hetgeen is toegelaten op de bestemming "Bedrijfsdoeleinden/groothandel in bouwmaterialen -Bgb-" in artikel 5, tweede lid, "twee bedrijfswoningen" komen te vervallen. Hieruit volgt dat bedrijfswoningen niet zijn toegestaan en dat het huidige gebruik van de percelen [2 percelen] strijdig is met het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II". De stelling van [appellanten sub 2], dat onder een bedrijfsgebouw mede moet worden begrepen een bedrijfswoning, vindt geen steun in het recht. 2.6.    De rechtbank heeft voorts overwogen dat, indien een kadastraal perceel verschillende gebruiksvormen kent, per gebruiksvorm dient te worden bezien of deze afwijkt van de nieuwe bestemming en dat, wanneer niet alle gebruiksvormen van een kadastraal perceel afwijken van de nieuwe bestemming, zonodig volstaan moet worden volstaan met een gedeeltelijke aanwijzing van het perceel. Nu voor de percelen [3 percelen] de grenzen tussen de verschillende gebruiksvormen niet geheel duidelijk zijn en het gebruik als parkeerterrein wel toelaatbaar is, had de raad, naar het oordeel van de rechtbank, dan ook moeten volstaan met een gedeeltelijke aanwijzing. 2.6.1.    De raad komt met succes tegen dit oordeel van de rechtbank op. Gelet op de planvoorschriften, is onder het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II" parkeren slechts toegestaan in verband met de bestemming "groothandelsbedrijf in bouwmaterialen". Het huidige parkeren, dat niet in verband staat met deze bestemming, vormt derhalve een van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II" afwijkend gebruik. Nu tussen partijen voorts niet in geschil is dat, voor zover de gronden voor andere doeleinden dan parkeren wordt gebruikt, dit gebruik eveneens afwijkt van de bestemming die daaraan in het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Borchwerf II" is toegedacht, was de raad bevoegd om een voorkeursrecht te vestigen op de percelen in hun geheel. 2.7.    Het hoger beroep van de raad is gegrond. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep bij de rechtbank alsnog ongegrond verklaren. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I.    verklaart het hoger beroep van [appellanten sub 2] ongegrond; II.    verklaart het hoger beroep van de raad gegrond; III.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 oktober 2005, 05/1175; IV.    verklaart het door [appellanten sub 2] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. H.G. Lubberdink, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek    w.g. Haverkamp Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006 306-514.