Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY0414

Datum uitspraak2006-04-11
Datum gepubliceerd2006-07-20
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsRotterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 06/14474, 06/14478
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vreemdelingenbewaring / staandehouding / binnentreden. Ingevolge artikel 1, lid 4, Awbi dient voorafgaand aan het binnentreden toestemming te worden gevraagd van de bewoner. Onbetwist is dat eisers de bewoners zijn van het pand. Uit het proces-verbaal van bevindingen en de schriftelijke verklaring ten aanzien van de controle op de bepalingen van de Wet GBA in de betreffende woning blijkt niet dat de GBA-ambtenaar, die de leiding had, zich schriftelijk heeft gelegitimeerd hij eiser. Voorts is niet gebleken van duidelijke communicatie tussen eiser en die ambtenaar waardoor eiser de strekking van de mededeling van het doel van het binnentreden heeft kunnen begrijpen. Onder verwijzing naar Afdelingsuitspraak 200406946/1 van 4 oktober 2004 wordt overwogen dat, nu het de GBA-ambtenaar voldoende duidelijk was geworden dat eiser de Nederlandse taal niet sprak, hij op een andere wijze duidelijk had dienen te maken in welke hoedanigheid en voor welk doel hij wenste binnen te treden zodat er sprake kon zijn van een vrijelijk genomen beslissing van eiser om de ambtenaar binnen te laten treden. Het feit dat eiser met gebaren aangaf dat de ambtenaar de woning mocht betreden doet hieraan niet af. Nu de GBA-ambtenaar onrechtmatig is binnengetreden, dient het binnentreden van de verbalisanten die eisers staande hebben gehouden ook onrechtmatig te worden geacht. Verweerder heeft onvoldoende belangen gesteld op grond waarvan het niet nakomen van de uit de Awbi voortvloeiende verplichtingen niet aan de rechtmatigheid van de bewaring in de weg staat. Beroep gegrond, opheffing bewaring en toekenning schadevergoeding.


Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage sector bestuursrecht vreemdelingenkamer, enkelvoudig nevenzittingsplaats Rotterdam __________________________________________________ UITSPRAAK __________________________________________________ Reg.nr : AWB 06/14474, 06/14478 V-nummer 271.063.2840, 271.063.2896 Inzake : A en B, eisers, gemachtigde mr. J. Luscuere, advocaat te Rotterdam, tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde mr. L. de Roode. I. PROCESVERLOOP 1. Eisers hebben gesteld te zijn geboren op […] 1988 respectievelijk […] 1984 en de Chinese nationaliteit te bezitten. 2. Op 21 maart 2006 is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 20 maart 2006 waarbij eisers de maatregel van bewaring is opgelegd. In het beroepschrift is tevens verzocht om schadevergoeding. 3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 30 maart 2006. Eisers zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig B. Farida-Fong, tolk Mandarijn. Partijen hebben ingestemd met een gevoegde behandeling van bovenvermelde beroepen. 4. Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. Verweerder is de gelegenheid geboden nadere inlichtingen te verschaffen omtrent de ter zitting gerezen vragen met betrekking tot de feitelijke gang van zaken rondom de staandehouding van eisers. De rechtbank wenste inzicht te verkrijgen over de omstandigheden die geleid hebben tot de staandehouding van eisers. Gemachtigde van eisers is de gelegenheid geboden om op de door verweerder verschafte nadere inlichtingen te reageren. Verweerder heeft daartoe tot en met maandag 3 april 2006 de tijd gekregen, waarna eisers tot en met dinsdag 4 april 2006 in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren. Zowel verweerder als gemachtigde van eiser hebben tijdig van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt. Met toestemming van beide partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Op dinsdag 4 april 2006 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. II. OVERWEGINGEN 1. De rechtbank stelt vast dat eisers op 20 maart 2006 in bewaring zijn gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). 2. Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw 2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. 3. Gemachtigde van eisers heeft ter zitting een pleitnotitie overgelegd waarin hij –kort weergegeven- het volgende heeft aangevoerd. Eisers zijn in strijd met artikel 1 van de Algemene Wet op het Binnentreden (verder: Awbi) door verbalisant vreemdelingrechtelijk staandegehouden nu deze de woning van eisers zonder expliciete toestemming of last tot binnentreden is binnengegaan. Uit het zogenoemde onderzoeksrapport, dat geen ambtsedig opgemaakte proces-verbaal is, valt af te leiden dat de bewoners de Nederlandse taal niet spraken en de ambtenaar hen niet in de Chinese taal toesprak. Nergens blijkt dat er sprake is van een communicatieniveau waarbij eisers de woorden van de ambtenaar hebben kunnen begrijpen. Nu slechts kan worden binnengetreden danwel op basis van expliciete toestemming danwel door het tonen van een last tot binnentreden, onder vermelding van het doel van binnentreden en het tonen van een legitimatie, is de ambtenaar de woning onrechtmatig binnengetreden. Voorts is opgemerkt dat het onderzoeksrapport identiek is aan de drie zaken, te weten A (AWB 06/14474), B (06/14478) en C (AWB 06/14470). Uitgaande van deze identieke rapportages is de conclusie dat de drie Chinese vreemdelingen gelijktijdig aan de deur stonden aldaar met zijn drieën open deden en ‘in gebaren’ de uitdrukkelijke toestemming verleenden aan de ambtenaar om binnen te treden. Dit maakt het nog onwaarschijnlijker dat daadwerkelijk expliciete toestemming is verkregen. Ter zitting heeft eiser A verklaard dat hij uitdrukkelijk geen toestemming heeft verleend en geprobeerd heeft de toegang tot de woning te beletten. Nu in het onderzoeksrapport staat vermeld dat verbalisant R. Hoogerwerf van de vreemdelingenpolitie bij de controle in de woning aanwezig was, is ook de desbetreffende verbalisant de woning binnengetreden zonder dat hiervoor aan de wettelijke vereisten is voldaan. Eisers zijn voorts van mening dat er geen sprake is van een voortraject nu verbalisant onderdeel uitmaakt van het Gemeentelijke Basisadministratie(GBA)-opsporingsteam zoals uit de sfeerrapportage blijkt. De verbalisant bevond zich in de woning ter uitoefening van zijn algemene politietaken, alsmede ter uitoefening van de voorschriften van de Vw 2000. Anders dan in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 28 april 2005 is hier geen sprake van een gemeenteambtenaar die reeds rechtmatig de woning is binnengetreden, waarop de opsporingsambtenaar in diens kielzog naar binnen kon lopen. Tenslotte heeft de gemachtigde opgemerkt dat het vaste praktijk is bij de opsporingsinstanties om in voorkomende gevallen na het aanbellen de tolkentelefoon te bellen voor ad hoc bijstand. De gemachtigde van eiser heeft op 4 april 2006 schriftelijk gereageerd op de nadere inlichtingen van verweerder. In zijn reactie –voor zover thans van belang- voert de gemachtigde aan dat uit het aanvullende proces-verbaal blijkt dat de GBA-ambtenaar in het Nederlands zijn doel duidelijk heeft gemotiveerd en kenbaar heeft gemaakt en zich heeft voorgesteld, maar zich niet heeft gelegitimeerd. Onweersproken blijft dat er praktisch geen communicatie tussen eisers en het interventieteam mogelijk was, nu eisers enkel Chinees spraken en een paar woorden Frans. Er is derhalve geen expliciete toestemming verleend aan de GBA-ambtenaar tot binnentreden. Voor expliciete toestemming is een ondubbelzinnige verklaring nodig van de burger, waaruit valt op te maken dat hij heeft begrepen met welk doel en op grond van welke bevoegdheid de ambtenaar wil binnentreden. Door geen gebruik te maken van een tolk, neemt de ambtenaar een welbewust risico dat zijn verzoek niet wordt begrepen. Dit risico dient voor rekening van verweerder te komen. Voorts is aangevoerd dat het GBA-traject geen niet-vreemdelingrechtelijk voortraject is. Uit de sfeerrapportage blijkt dat de verschillende ambtenaren optreden als team waarbij elk van hen handelt uit een eigen bij de wet gegeven bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Verbalisant handelde in dit geval uitsluitend op grond van de Vw 2000 en de Politiewet nu niet is gebleken dat hij andere taken of bevoegdheden uitoefende. Anders dan in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) van 28 april 2005 is hier niet gebleken van een voorgaande ambtenaar die wel expliciete toestemming heeft verkregen. Niet is gebleken dat de verbalisant zelf aan eisers om legitimatie heeft verzocht, waardoor deze zijn vermoeden niet mocht baseren op onrechtmatig verkregen informatie van de GBA-ambtenaar. Voorts is aangevoerd dat nu met de uitbreiding van de legitimatieplicht geen uitbreiding van het toezicht op vreemdelingen is beoogd, er op het moment dat verbalisant eisers vroeg naar hun legitimatie geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf was nu er geen wettelijk doel aan zijn verzoek ten grondslag lag. Gelet op het bovenstaande stellen eisers zich op het standpunt dat de staandehouding ex artikel 50 Vw 2000 onrechtmatig is geschied. Gelet op de vergaande inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer en de afwezigheid van criminele antecedenten dient in het kader van de belangenafweging voornoemd gebrek leiden tot de slotsom dat de inbewaringstelling van eisers onrechtmatig is. 4. Namens verweerder is aangevoerd dat de inbewaringstelling van eisers rechtmatig is geschied. Primair is aangevoerd dat de GBA-controle in het onderhavige beroep niet ter toetsing staat. Het vreemdelingrechtelijke traject begint pas te lopen nadat eisers zich desgevraagd niet konden legitimeren. Subsidiair is aangevoerd dat er één onderzoeksrapport voor alledrie de zaken is ingestuurd, omdat door de taalbarrière de personalia van de drie Chinese vreemdelingen nog niet duidelijk waren. Ter zitting kan door de drie vreemdelingen aangegeven worden wie van hen die toestemming heeft verleend. Voorts is naar voren gebracht dat er met handgebaren ook toestemming kan worden verleend. En tevens blijkt uit de sfeerrapportage dat in het Frans is aangegeven dat de paspoorten van eisers in België lagen. Er is weliswaar geen tolk aanwezig geweest, doch middels gebaren en gebroken Frans hebben eisers en de binnentredende ambtenaren elkaar in voldoende mate kunnen begrijpen. Ingevolge de uitspraak van de AbRvS van 28 april 2005, mag de politieambtenaar die een GBA-ambtenaar vergezelt bij het uitvoeren van een onderzoek op grond van de Wet GBA de woning betreden indien de GBA-ambtenaar toestemming heeft verkregen om binnen te treden. Degene die in het kader van de uitoefening van een bepaalde bevoegdheid rechtmatig is binnengetreden, mag andere hem toekomende bevoegdheden eveneens uitoefenen. Gelet op de gronden van de maatregel dient de belangenafweging in het voordeel van verweerder uit te vallen. Op 3 april 2006 heeft verweerder schriftelijke weergaven ingestuurd met betrekking tot de feitelijke uitvoering van de GBA-controle die opgesteld zijn door de ambtenaren die tevens die desbetreffende controle hebben uitgevoerd. Het betreft een op 3 april 2006 op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van verbalisant R. Hoogerwerf en een op 3 april 2006 naar waarheid afgelegde schriftelijke verklaring van GBA-ambtenaar W.A. Dekkers. 5. De rechtbank overweegt het volgende. 5.1. De rechtbank stelt vast dat op 20 maart 2006 een controle op de bepalingen van de Wet gemeentelijke basisadministratie (Wet GBA) heeft plaatsgevonden aan de […]straat 186 te D. Uit de schriftelijke verklaring van 3 april 2006 van voornoemde GBA-ambtenaar blijkt dat het desbetreffende interventieteam bestond uit twee politieambtenaren, een ambtenaar van Sociale zaken en Werkgelegenheid, een medewerker van het energiebedrijf ENECO, een GBA-ambtenaar en een assistent van de gemeente D. Ingevolge artikel 1 van de Algemene wet op het binnentreden (verder: Awbi) dient degene die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden in een woning zich verplicht voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rust deze verplichting slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft. Uit het proces-verbaal van bevindingen en de schriftelijke verklaring van 3 april 2006 blijkt dat degene die de leiding had bij de voornoemde GBA-controle, te weten, W.A. Dekkers, bij het pandnummer 186 van de […]straat heeft aangebeld waarna eiser A heeft opengedaan. Uit de schriftelijke verklaring van 3 april 2006 blijkt dat de W.A. Dekkers ingevolge artikel 1, derde lid van de Awbi bij het binnentreden zich niet schriftelijk heeft gelegitimeerd bij eiser aangezien hij pas sinds 9 maart 2006 als GBA-ambtenaar is aangesteld en derhalve nog niet in het bezit was van een legitimatiepas. Voorts blijkt uit beide aanvullende stukken van 3 april 2006 dat de GBA-ambtenaar zich in de Nederlandse taal heeft voorgesteld en in het Nederlands het doel van zijn komst heeft medegedeeld. Het is de GBA-ambtenaar gebleken dat de man van vermoedelijke Chinese afkomst kennelijk alleen Chinees sprak en zeer slecht danwel geen Nederlands sprak. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden niet is gebleken van duidelijke communicatie tussen eiser en de GBA-ambtenaar waardoor eiser de strekking van de mededeling van het doel van het binnentreden heeft kunnen begrijpen. Ingevolge artikel 1, vierde lid van de Awbi dient voorafgaand aan het binnentreden toestemming te worden gevraagd van de bewoner. Onbetwist is dat eisers de bewoners zijn van het pand aan de […]straat 186 te D. Uit de aanvullende stukken van 3 april 2006 blijkt dat eiser de GBA-ambtenaar gebaarde om de woning binnen te treden. De rechtbank is van oordeel dat handgebaren in de onderhavige zaak niet blijk geven van een expliciete en duidelijke toestemming om binnen te treden. Aan de uitspraak van de AbRvS van 4 oktober 2004 JV 04/454, kan worden ontleend dat ‘uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Awbi blijkt dat beoogd is de waarborgen voor de bewoner te versterken, onder meer door verplichting tot voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden. Indien de bewoner toestemming tot binnentreden verleent, dient er sprake te zijn van een vrijelijk genomen beslissing, aan welke eis slechts is voldaan, indien verzekerd is dat de bewoner weet, aan wie en waartoe hij toestemming verleent’. Nu de GBA-ambtenaar voldoende duidelijk was geworden dat eiser de Nederlandse taal niet sprak, had hij op een andere wijze duidelijk dienen te maken in welke hoedanigheid en voor welk doel hij wenste binnen te treden zodat er sprake kon zijn van een vrijelijk genomen beslissing van eiser om de GBA-ambtenaar binnen te laten treden. Het feit dat eiser met gebaren aangaf dat de GBA-ambtenaar de woning mocht betreden doet hieraan niet af. Nu de GBA-ambtenaar W.A. Dekkers naar het oordeel van de rechtbank onrechtmatig is binnengetreden, dient het binnentreden van de verbalisanten die eisers staande hebben gehouden ook onrechtmatig te worden geacht. 5.3. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op bovengenoemde omstandigheden sprake van binnentreden in strijd met de Awbi. In de Awbi worden geen gevolgen verbonden aan het niet naleven van uit de Awbi voortvloeiende verplichtingen. Dit brengt mee dat de daaraan te verbinden gevolgen moeten worden bezien in het licht van de belangen, ter bescherming waarvan de betrokken voorschriften strekken. De rechtbank is van oordeel dat eisers door de onbevoegde binnentreding in hun belangen zijn geschaad. Verweerder heeft ter zitting en in de schriftelijke inlichtingen onvoldoende belangen gesteld op grond waarvan het niet nakomen van de uit de Awbi voortvloeiende verplichtingen niet aan de rechtmatigheid van de bewaring in de weg staat. 5.4. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat voortzetting van de maatregel van bewaring met onmiddellijke ingang bij afweging van alle betrokken belangen, in redelijkheid niet gerechtvaardigd is. 5.5. De beroepen zijn derhalve gegrond en de maatregelen dienen te worden opgeheven met ingang van 11 april 2006. 5.5. Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om beide eisers schadevergoeding toe te kennen. Ten aanzien van eiser A (AWB 06/14474) bedraagt deze schadevergoeding € 1715,-- voor 7 dagen onrechtmatige bewaring in een politiecel ( van 20 maart 2006 tot 27 maart 2006; 7 x € 95,-= 665,-) en 15 dagen onrechtmatige bewaring in de Penitentiaire inrichting te Tilburg ( van 27 maart 2006 tot 11 april 2006; 15 x € 70,- = 1050,-). Ten aanzien van eiseres B (AWB 06/14478) bedraagt de schadevergoeding € 1740,-- voor 8 dagen onrechtmatige bewaring in een politiecel (van 20 maart 2006 tot 28 maart 2006; 8 x € 95,-=760,-) en 14 dagen onrechtmatige bewaring in het detentiecentrum Noorderzand (van 28 maart 2006 tot 11 april 2006; 14 x € 70,- = € 980,-). 5.7. De rechtbank ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322,- en wegingsfactor 1.) Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank. III. BESLISSING De rechtbank ’s-Gravenhage: RECHT DOENDE: 1. verklaart de beroepen gegrond; 2. beveelt de opheffing van de maatregelen van bewaring met ingang van 11 april 2006; 3. wijst de verzoeken om schadevergoeding toe en kent aan eiser A schadevergoeding toe ten bedrage van € 1715,-- en aan eiseres B een schadevergoeding ten bedrage van € 1740,-- ten laste van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), te betalen door de griffier van de rechtbank; 4. veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie) als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden. Aldus gedaan door mr. A. van ‘t Laar, rechter, en uitgesproken in het openbaar op 11 april 2006 in tegenwoordigheid van mr. N. Jallal, griffier. De griffier, De rechter, RECHTSMIDDEL Krachtens artikel 95 van de Vw 2000 staat tegen deze uitspraak hoger beroep open. Ingevolge artikel 84, aanhef en onder d, van de Vw 2000 staat geen afzonderlijk hoger beroep open tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is één week na verzending van de uitspraak. Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd. Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Voor informatie over de wijze van indienen van het hoger beroep kunt u www.raadvanstate.nl raadplegen. afschrift verzonden op: