Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY1916

Datum uitspraak2006-06-29
Datum gepubliceerd2006-07-07
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5776 MPW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding indiening van het verzetschrift.


Uitspraak

05/5776 MPW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van: [verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker), van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 mei 2003, 02/3346 + 02/3819 MPW, in het geding tussen: verzoeker en de Staatssecretaris van Defensie (hierna: de Staatssecretaris) Datum uitspraak: 29 juni 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 februari 2006 heeft de Raad het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van de door de Raad op 15 mei 2003, 02/3346 + 02/3819 MPW gegeven uitspraak, niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 16 februari 2006 heeft verzoeker verzet gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2006. Verzoeker is in persoon verschenen. De Staatssecretaris heeft zich, zoals aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak waartegen verzet is gedaan, is op 22 februari 2006 aangetekend verzonden naar verzoeker. De laatste dag van de wettelijk gestelde verzetstermijn is derhalve 5 april 2006. Het verzetschrift, gedateerd 11 april 2006, is eerst op 12 april 2006, dus na afloop van de verzetstermijn, ter griffie van de Raad ontvangen. De Raad is van oordeel dat verzoeker in het verzetschrift en ter zitting geen argumenten heeft aangevoerd die kunnen leiden tot het oordeel dat verzoeker niet in verzuim is geweest. Hiertoe heeft de Raad overwogen dat de door verzoeker opgegeven reden, dat wegens een administratieve omissie zijnerzijds de verzetstermijn is overschreden, onvoldoende is om de termijnoverschrijding te passeren. Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en K. Zeilemaker en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2006. (get.) J.C.F. Talman. (get.) O.C. Boute. HD 26.06