
Jurisprudentie
AY1928
Datum uitspraak2006-06-29
Datum gepubliceerd2006-07-07
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5775 MPW-V
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-07
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/5775 MPW-V
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzoek om herziening na afwijzing van verzet.
Uitspraak
05/5775 MPW-V
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het verzoek om herziening van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 juni 2004, 03/4375 MPW,
in het geding tussen:
verzoeker
en
de Staatssecretaris van Defensie (hierna: de Staatssecretaris)
Datum uitspraak: 29 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 16 februari 2006 heeft de Raad het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van de door de Raad op 10 juni 2004, 03/4375 MPW gegeven uitspraak, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 februari 2006 heeft verzoeker verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2006. Verzoeker is in persoon verschenen. De Staatssecretaris heeft zich, zoals aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
Het verzoek om herziening van verzoeker is niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig is betaald.
Het griffierecht is eerst op 24 februari 2006, derhalve ruim na de bij brief van 1 november 2005 gestelde termijn, ter griffie van de Raad ontvangen.
De Raad is van oordeel dat verzoeker in het verzetschrift en ter zitting geen argumenten naar voren heeft gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet kunnen leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat verzoekers principiƫle standpunt, dat er geen griffierecht verschuldigd is voor het verzoek om herziening nu er zowel in beroep als in hoger beroep een foutieve uitspraak is gedaan, geen argument is om de termijn-overschrijding te excuseren. In artikel 8:41 in samenhang met artikel 8:88, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is voorgeschreven dat van de indiener van een verzoek om herziening een griffierecht wordt geheven. Van deze dwingendrechtelijke bepalingen kan niet worden afgeweken.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C.F. Talman als voorzitter en K. Zeilemaker en R. Kooper als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2006.
(get.) J.C.F. Talman.
(get.) O.C. Boute.
HD
26.06