
Jurisprudentie
AY2622
Datum uitspraak2006-06-14
Datum gepubliceerd2006-07-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers77318/HA ZA 01-1197
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-07
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers77318/HA ZA 01-1197
Statusgepubliceerd
Indicatie
Boedelscheiding. De rechtbank een comparitie van partijen, waartoe partijen onder meer, zonder enig bijgevoegd commentaar, ieder een lijst dienen over te leggen waarop staat vermeld welke gemeenschappelijke vermogensbestanddelen naar hun inzicht op de datum van ontbinding van het huwelijk aanwezig waren. Dit met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen. Mochten één of meer van de door de rechtbank gevraagde bescheiden reeds in de overgelegde producties aanwezig zijn, dan kan daar niet naar worden verwezen. Bewijsstukken waarnaar niet in de conclusies wordt verwezen worden immers buiten beschouwing gelaten.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77318 / HA ZA 01-1197
Vonnis van 14 juni 2006
in de zaak van
G.J. B.,
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. C.M. Bom,
tegen
J.A. W.,
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur mr. L. Laus.
Partijen zullen hierna B. en W. genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 20 november 2001 en de daarin genoemde stukken
- het proces-verbaal van de op 21 maart 2002 gehouden comparitie van partijen,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met bewijsstukken;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie, met bewijsstukken;
- de conclusie van dupliek in reconventie, met een productie,
- de akte uitlating productie aan de zijde van W. van 8 maart 2006, met producties,
- de akte uitlating producties aan de zijde van B. van 19 april 2006.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 23 februari 1984 in het huwelijk getreden. Het huwelijk is op 27 februari 1997 door echtscheiding ontbonden.
2.2. Bij akte huwelijksvoorwaarden van 7 februari 1984 zijn partijen overeengekomen dat tussen hen een algehele gemeenschap van goederen zal bestaan, met uitzondering van -samengevat weergegeven- de ten huwelijk aangebrachte goederen die staan vermeld op de aan de akte aangehechte staat (art. 2); al hetgeen bij vervreemding van de aangebrachte zaken daarvoor in de plaats treedt (art 3); de schulden aangegaan ter verkrijging, verbetering of onderhoud van de privézaken (art 4).
2.3. In artikel 5 van de akte huwelijksvoorwaarden is bepaald -kort gezegd- dat, indien bij ontbinding van de gemeenschap wordt bewezen dat gemeenschapsgoederen gedurende de gemeenschap te goede zijn gekomen aan het eigen vermogen van één der echtgenoten een vergoedingsplicht aan de gemeenschap ontstaat en dat, indien blijkt dat privévermogen is aangewend ten behoeve van de gemeenschap, de gemeenschap dit moet vergoeden.
2.4. In artikel 6 van de akte huwelijksvoorwaarden is bepaald dat de echtgenoten zich jegens elkaar verplichten behoorlijk boek te houden van hun privévermogen.
2.5. Op de staat van aanbrengsten, aangehecht aan de akte huwelijksvoorwaarden staan als aanbrengsten van B. vermeld een villa met tuin te L., een woning te O., een stalen motorkruiser en een schuld groot f 200.000,-; als aanbrengsten van W. staan vermeld een aandeel in een pand te A., een aandeel in een pand te U. (straatnaam), een aandeel in een garage te U., een aandeel in een villa te F., een schuld groot f 121.209,68 en een schuld groot f 175.000,-.
2.6. Op 3 maart 1986 heeft W. een appartement te U. (straatnaam 16) gekocht voor f 155.000,-; dit appartement heeft hij op 3 juni 1997 verkocht voor 204.500,-; ten behoeve van de aankoop heeft W. een bedrag van f 125.000,- geleend en na verkoop is deze lening afgelost.
2.7. ten tijde van de ontbinding van het huwelijk behoorden tot de boedel onder meer een polis bij Stad Rotterdam (nr 5012897), banksaldi, effecten, één of twee time-share appartement(en) en auto’s.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie
3.1. De vorderingen over en weer strekken tot verdeling van de gemeenschap. W. vordert tevens een verbod op het gebruik van de naam W. door B. en een bedrag van f 13.479,26 wegens een onrechtmatige daad, gepleegd na de ontbinding van het huwelijk..
4. Het verweer in conventie en in reconventie
4.1. Partijen voeren verweer. Daarop zal bij de beoordeling, indien nodig, worden ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
5.1. Voorop staat dat in het kader van de verdeling het er uitsluitend om gaat te inventariseren uit welke bestanddelen de gemeenschappelijke boedel op 27 februari 1997 was samengesteld. Al hetgeen met name W. aanvoert met betrekking tot betalingen van hem aan B. gedurende het huwelijk kan buiten beschouwing blijven, nu het daarbij telkens gaat om gemeenschapsgeld. Alle bezittingen van partijen, voorzover niet genoemd op de staat van aanbrengsten en alle inkomsten van partijen gedurende hun huwelijk waren immers gemeenschappelijk.
5.2. W. betwist niet dat er Zwitserse bankrekeningen, genoemd in de dagvaarding, zijn die op zijn naam staan. Nu hij het door B. gestelde saldo van deze rekeningen (f 5.000.000,-) betwist, ligt het op zijn weg met verifieerbare bescheiden aan te tonen welke saldi deze rekeningen vertoonden op 27 februari 1997. Hij zal hiertoe in de gelegenheid worden gesteld. Indien hij dit nalaat zal van het door B. opgegeven totaal saldo worden uitgegaan. Daarnaast stelt W. zich op het standpunt dat de saldi op deze rekeningen niet aan hem toebehoren, maar hij laat na voor bewijs vatbare feiten of omstandigheden te stellen die dit standpunt kunnen ondersteunen, zodat daaraan wordt voorbijgegaan.
5.3. W. stelt dat het time-share appartement op Hawaii is verkocht, maar hij vermeldt niet wanneer dat is gebeurd. Bovendien laat hij na te vermelden voor welke prijs deze verkoop heeft plaatsgevonden. Bij na te melden comparitie van partijen dient W. aan de hand van verifieerbare bescheiden hieromtrent informatie te verschaffen.
Het time-share appartement in Aruba behoort tot de te verdelen zaken.
5.4. De overwaarde van (straatnaam) 16 te U.. W. stelt dat dit een revenu is uit een herbelegging van zijn deel in de villa te F., vermeld op de staat van aanbrengsten. In deze stelling wordt hij slechts ten dele gevolgd. De woning is gekocht voor f 155.000,- en dit bedrag is gefinancierd met een lening van f 125.000,- en met een bedrag van f 16.666,67 van de dochters van W.. Slechts een bedrag van f 13.333,33 kan als herbelegging worden beschouwd. Dit is minder dan 10% van de koopsom, zodat ook minder dan 10% van de overwaarde als revenu uit die herbelegging kan gelden.
5.5. Partijen stellen beide dat ten tijde van de ontbinding van het huwelijk een kapitaalverzekering aanwezig was, maar benoemen de hieraan verbonden polis verschillend. Hieromtrent zal ter comparitie duidelijkheid moeten worden verschaft. Polissen die tot uitkering zijn gekomen eerder dan 27 februari 1997 kunnen buiten beschouwing blijven.
5.6. Voor vergoedingsplichten uit hoofde van artikel 5 van de akte huwelijksvoorwaarden is geen plaats. Op zichzelf zal juist zijn dat gemeenschapsgelden zijn besteed aan privézaken, maar dat geldt zowel voor de zaken die aan B. toebehoorden als de zaken die aan W. toebehoorden. Al het geld was immers gemeenschappelijk. Voor een onderscheid tussen de bedragen die aan de zaken van B. zijn besteed ten opzichte van de bedragen die aan de zaken van W. zijn besteed is geen plaats, nu partijen hebben nagelaten te voldoen aan de verplichting een boekhouding te voeren als bedoeld in artikel 6 van de akte huwelijksvoorwaarden.
5.7. Auto’s. W. wil de waarde van de auto’s in de verdeling betrekken, maar laat na te vermelden welke auto’s op 27 februari 1997 tot de boedel behoorden en laat eveneens na op welke wijze deze auto’s na ontbinding feitelijk zijn verdeeld. De auto’s zullen daarom buiten beschouwing blijven.
5.8. Schulden. B. stelt dat tot de boedel behoort een schuld van f 59.000,- aan haar moeder en W. stelt dat tot de boedel behoort een schuld aan Nationale Nederlanden van f 130.000,- (conclusie van antwoord onder 22). W. dient ter comparitie bescheiden te overleggen waaruit de schuld aan Nationale Nederlanden blijkt.
5.9. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen dienen partijen de in dit vonnis gevraagde stukken te overleggen. B. dient nog een overzicht van de saldi van haar buitenlandse rekeningen per 27 februari 1997 over te leggen. Partijen dienen voorts, zonder enig bijgevoegd commentaar, beide een lijst over te leggen waarop staat vermeld welke gemeenschappelijke vermogensbestanddelen naar hun inzicht op 27 februari 1997 aanwezig waren, een en ander met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen. Mochten één of meer gevraagde bescheiden reeds in de overgelegde producties aanwezig zijn, dan kan daar niet naar worden verwezen. Bewijsstukken waarnaar niet in de conclusies wordt verwezen worden immers buiten beschouwing gelaten.
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.C. Monster in het gerechtsgebouw te Haarlem aan Jansstraat 81 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
6.2. bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
6.3. bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de zittingsadministratie van de sector civiel - de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de woensdagen in de maanden juli tot en met september 2006 dienen op te geven, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
6.4. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
6.5. bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit niet zal worden gewijzigd,
6.6. wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
6.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Monster en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2006.?