Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY3279

Datum uitspraak2006-07-03
Datum gepubliceerd2006-07-10
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAwb 05-3059 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onvoorwaardelijk strafontslag onevenredig. Disproportioneel geweld gebruikt door politieagent - lekken van vertrouwelijke informatie.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht zaaknummer: AWB 05 - 3059 AW uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2006 in de zaak van: [eiser] wonende te [woonplaats], eiser, gemachtigde: mr. M.M. Brink, advocaat te Haarlem, -- tegen -- de Korpsbeheerder van de Politie Kennemerland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 4 november 2004 heeft verweerder beslist eiser primair op grond van het bepaalde in artikel 77, lid 1, sub j Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) ontslag te verlenen met ingang van 1 januari 2005 en subsidiair, op grond van het bepaalde in artikel 94, lid 1, sub f Barp verzoeker ongeschiktheidsontslag te verlenen. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 10 januari 2005 bezwaar gemaakt. Bij besluit van 25 april 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 16 juni 2005 beroep ingesteld en de gronden nader aangevuld op 26 juli 2005 en 17 oktober 2005. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend, gedateerd 9 september 2005, later aangevuld op 26 mei 2006. Het beroep is behandeld ter zitting van 27 juni 2006, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.A.M.J. van Hameren en tevens was aanwezig [voormalig chef], destijds chef basisteam [plaatsnaam]. 2. Overwegingen 2.1 Eiser is als hoofdagent werkzaam bij het basisteam [plaatsnaam], welk basisteam valt onder het korpsonderdeel IJmond. Op woensdag 4 februari 2004 is [verdachte] als verdachte in verband met openbare dronkenschap door eiser en zijn collega [collega] op straat aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. Onderweg heeft eiser de dienstauto stopgezet en [verdachte] de handboeien aangedaan, om te voorkomen dat [verdachte] pillen zou gaan slikken. Op het bureau aangekomen werd [verdachte] naar de fouilleerruimte van het bureau van politie [plaatsnaam] gebracht. Eiser heeft [verdachte] met kracht tegen de muur dan wel tegen een whiteboard geduwd, waardoor diens hoofd de achterwand hard raakte en hem daarna een krachtige vuistslag in het gezicht toegediend waarbij eiser tot zijn verdediging heeft aangevoerd, dat dit een reactie was op een trap van [verdachte] tegen zijn kruis. 2.2 Vervolgens ontving verweerder hangende het disciplinaire onderzoek naar het geweld informatie van mevrouw [groepsbegeleider], groepsbegeleider bij de politie Kennemerland, omtrent het mogelijk lekken door eiser van vertrouwelijke informatie. Ook hiernaar is feitelijk en disciplinair onderzoek ingesteld. Op basis van dit onderzoek is verweerder gebleken dat in of rond het weekend van 7 en 8 februari 2004 een mevrouw [mevrouw A], de leidinggevende van de vriendin van eiser, over vertrouwelijke informatie beschikte, hierin bestaande dat, hoewel er een rechterlijke uitspraak was tot opname van de zoon van [mevrouw A] ([zoon van A]), de dienstdoende politiefunctionaris [politiefunctionaris] had besloten deze [zoon van A] nog niet van huis op te halen ten einde hem onder te brengen in de jeugdinrichting. Verweerder heeft op basis van het geweldincident in de fouilleerruimte en het lekken van informatie eiser zeer ernstig plichtsverzuim verweten en het besluit van 4 november 2004 genomen. 2.3 Na bezwaar heeft de bezwaaradviescommissie geadviseerd het bezwaar in zoverre gegrond te verklaren dat het strafontslag als een te zware maatregel werd bevonden, maar dat er wel voldoende grond is om eiser ongeschiktheidsontslag te verlenen. Verweerder heeft het advies niet gevolgd en houdt staande dat gelet op de ernst van het plichtsverzuim onvoorwaardelijk ontslag gerechtvaardigd is. 2.4 Eiser bestrijdt dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan plichtsverzuim.. Hij betoogt dat hij in de fouilleerruimte [verdachte] tegen de muur heeft geduwd omdat deze pillen wilde inslikken. Daarna zou [verdachte], volgens eisers lezing, eiser in het kruis hebben geschopt waarop hij als reactie [verdachte] een vuistslag gaf. Het door hem aangewende geweld acht eiser niet disproportioneel. Eiser verwijst ten bewijze dat hij daadwerkelijk geschopt is naar twee getuigenverklaringen die inhouden dat de betrokkenen hebben waargenomen dat een schoenafdruk rondom het kruis op eisers broek aanwezig was. Daarbij wordt er tevens door eiser op gewezen dat gebleken is dat [verdachte] agressief gedrag vertoonde en blijkens eerdere ervaringen dat vaker heeft gedaan. Verder stelt hij geen informatie te hebben verstrekt aan [mevrouw A] met betrekking tot haar zoon [zoon van A]. 2.5 Verweerder daarentegen is op basis van verricht onderzoek tot de conclusie gekomen dat er voor eiser geen reden was [verdachte] tegen de wand te duwen, nu het optreden van [collega] al had bewerkstelligd dat [verdachte] de pillen niet meer in de hand had. Voorts acht verweerder het niet aannemelijk dat eiser door [verdachte] in de fouilleerruimte is geschopt. Een voetafdruk op de broek van verzoeker zou ook kunnen zijn ontstaan op het moment dat de verdachte op weg naar het bureau door verzoeker uit de dienstauto is gehaald om handboeien aan te doen. Bovendien rechtvaardigt volgens verweerder een eventuele schop niet de mate van geweld die door eiser is aangewend. Voor verweerder staat dan ook vast dat er sprake is van disproportioneel geweld. Verweerder kent aan de verklaring van de collega die bij de aanhouding, het vervoer en de fouillering aanwezig was - [collega] - doorslaggevende betekenis toe. Wat betreft de aan [mevrouw A] gelekte informatie stelt verweerder dat eiser de enige was die er van op de hoogte was dat [zoon van A] nog niet zou worden opgehaald. Eiser heeft blijkens de verklaring van [politiefunctionaris] deze proberen over te halen [zoon van A] toch op te halen. In het licht van het bovenstaande acht verweerder het voldoende aannemelijk dat eiser deze vertrouwelijke informatie heeft doorgespeeld aan [mevrouw A]. 2.6 De rechtbank overweegt als volgt. 2.7 Dat het geweldsincident heeft plaatsgevonden wordt door eiser niet ontkend, wel dat de vuistslag niet zo krachtig is geweest als verweerder heeft aangenomen. De rechtbank acht van groot belang de verklaring omtrent dit geweldsincident van eisers collega [collega]. Allereerst overweegt de rechtbank dat voldoende vast staat dat het ingrijpen van [collega] tot gevolg had dat [verdachte] de pillen niet meer in de hand had. Er was derhalve geen aanleiding meer voor eiser om achter zijn bureau vandaan te komen en [verdachte] zodanig hard tegen de wand te duwen dat zijn hoofd met een klap de wand raakte. Zelfs al zou eiser daarna een schop hebben gekregen van [verdachte], hetgeen de rechtbank niet erg aannemelijk acht gelet op hetgeen [collega] hierover heeft verklaard, te weten dat ze het niet gezien heeft en het praktisch nauwelijks mogelijk is gelet enerzijds op de geringe ruimte en anderzijds het dicht bij elkaar staan van [verdachte] en eiser, is eisers optreden disproportioneel. De rechtbank heeft daarbij ook in aanmerking genomen dat voldoende aannemelijk is dat [verdachte] zich niet agressief gedroeg en juist door zijn dronkenschap buitengewoon traag reageerde. De lezing van eiser dat [verdachte] zich agressief gedroeg wordt door de rechtbank derhalve niet gevolgd. Ten slotte acht de rechtbank op basis van de getuigenverklaringen van belang, en hier volgt de rechtbank evenmin eisers betoog, dat eiser aan [verdachte] een keiharde vuistslag uitdeelde. 2.8 Het bovenstaande betekent dat de rechtbank van oordeel is dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. 2.9 Het door verweerder genoemde tweede plichtsverzuim beperkt zich tot het lekken van vertrouwelijke informatie aan [mevrouw A]. In dit verband acht de rechtbank de verklaring van [mevrouw A], die in haar verklaring uitdrukkelijk aangeeft dat eiser haar heeft verteld dat [zoon van A] die maandag niet zou worden weggehaald, van doorslaggevend belang. Dat [mevrouw A] op deze verklaring later is teruggekomen acht de rechtbank niet van belang, gelet op de omstandigheid dat de verklaring van eisers collega [politiefunctionaris] voldoende steun geeft aan de conclusie dat [mevrouw A] uitsluitend aan bedoelde wetenschap kon komen door daarover informatie te krijgen van eiser. Verweerder heeft zijn standpunt voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank acht ook hier sprake van ernstig plichtsverzuim. 2.10 Verweerder was bevoegd eiser disciplinair te straffen. De rechtbank is niet gebleken dat eisers gedragingen hem niet zijn toe te rekenen. 2.11 Verweerder heeft de zwaarste straf op zijn plaats geacht. Aan de orde is de vraag of deze straf onevenredig is. 2.12 Verweerder heeft laten wegen dat het aanwenden van disproportioneel geweld de integriteit van het politiekorps in het algemeen en van het politiekorps Kennemerland in het bijzonder, aantast en dat het risico van herhaling niet ondenkbaar is. Daarnaast verwijt verweerder eiser dat hij door het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan [mevrouw A] de grens van zijn eigen professionaliteit en integriteit heeft overschreden. Verweerder heeft zich rekenschap gegeven van de ingrijpende gevolgen van het opleggen van de zwaarste straf, doch is tot de conclusie gekomen dat het belang van de dienst bij het niet langer handhaven van eiser dient te prevaleren boven het belang van eiser. 2.13 Voor wat betreft het geweldsincident ziet de rechtbank eisers optreden toch vooral als een beoordelingsfout, zij het een ernstige. De beoordelingsfout bestaat niet alleen hieruit dat hij meende geweld te moeten toepassen om te voorkomen dat [verdachte] nog pillen zou innemen, maar ook dat het toegepaste geweld disproportioneel is. De consequentie van een dergelijke beoordelingsfout heeft onmiskenbaar ernstige gevolgen voor het slachtoffer en het aanzien van het korps, maar de opgelegde sanctie van een onvoorwaardelijk strafontslag acht de rechtbank gelet op de ingrijpende gevolgen voor eiser onevenredig, mede in aanmerking genomen dat eiser nooit eerder een disciplinaire maatregel opgelegd heeft gekregen. Ook wanneer het tweede plichtsverzuim - het lekken van informatie - daarbij wordt opgeteld brengt dit de rechtbank niet tot een ander oordeel. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de context waarin dit plichtsverzuim is gepleegd, als verzachtende omstandigheid kan worden aangemerkt. [mevrouw A] was immers de leidinggevende van eisers vriendin en verkeerde in grote problemen door de verslaving van haar nog jonge zoon, waarbij een oplossing voor dat probleem niet voorhanden was. Eisers handelen was naar het oordeel van de rechtbank vooral ingegeven door de zorg die eiser had voor de behandeling van [zoon van A]. Het besluit kan derhalve niet in stand blijven voorzover eiser strafontslag is verleend. 2.14 Vervolgens is dan de vraag of de subsidiaire ontslaggrond van verweerder stand houdt. De rechtbank is van oordeel dat dat wel het geval is, omdat de handelswijze van eiser in zijn volle omvang bezien, voldoende steun biedt aan de conclusie dat eiser niet over de juiste mentaliteit, eigenschappen en instelling beschikt om het politieambt uit te oefenen zoals dat behoort. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser over weinig reflectief vermogen beschikt, zoals onder meer blijkt uit de mededeling ter zitting dat hij op dezelfde wijze zou handelen wanneer zich weer zo een situatie voor zou doen. Voorts blijkt uit de feiten voldoende dat bij eiser het inzicht ontbreekt wanneer hij de grenzen overschrijdt met betrekking tot het omgaan met informatie waarover hij beroepshalve beschikt of kan beschikken. In aanmerking genomen het grote belang dat verweerder mag hechten aan de integriteit, de betrouwbaarheid en het verantwoordelijkheidsbesef van een politiefunctionaris, is de rechtbank voorts van oordeel dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid van de hem gegeven ontslagbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Het besluit blijft in stand voor zover ongeschiktheidsontslag is verleend. 2.15 Het bovenstaande heeft tot gevolg dat het beroep gegrond is. Nu het beroep gegrond is, is er aanleiding verweerder te veroordelen tot een proceskostenvergoeding. 2.16 Eiser heeft gevorderd dat verweerder wordt veroordeeld tot betaling van de schade. Nu het beroep gegrond is bestaat er in principe een gehoudenheid van verweerder om de schade te vergoeden die rechtstreeks voortvloeit uit het vernietigen van een deel van het besluit. Nu eiser deze schade niet nader heeft gespecificeerd acht de rechtbank het aangewezen dat verweerder daarover een afzonderlijk besluit neemt, nadat eiser in de gelegenheid is gesteld zijn schade te specificeren. 3. Beslissing De rechtbank: 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin is beslist dat eiser onvoorwaardelijk strafontslag wordt verleend en laat het besluit voor het overige in stand; 3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten, aan de zijde van eiser begroot op € 644,- te betalen door de politieregio Kennemerland; 3.4 gelast dat de politieregio Kennemerland het door eiser betaalde griffierecht ad € 138,- aan hem vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.M. Rutten, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. I.M. Ludwig en A.J. Medze, rechters, en op 3 juli 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van B.E. Willems, griffier. afschrift verzonden op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.