Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY3568

Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2535 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond. Niet betalen griffierecht niet verschoonbaar.


Uitspraak

05/2535 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 15 maart 2005, 03/2833 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 5 juli 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 25 oktober 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 25 oktober 2005 heeft appellant verzet gedaan. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2006. Appellant is verschenen. Het Uwv heeft zich - met voorafgaand bericht - niet laten vertegenwoordigen. II. OVERWEGINGEN De Raad dient in de eerste plaats te beoordelen of appellant ontvankelijk is in zijn verzet aangezien hij de verzetstermijn heeft overschreden. Naar aanleiding van een vraag van de Raad heeft appellant een verklaring van zijn huisarts drs. F. van der Pluijm te Eindhoven overgelegd waarin deze verklaart dat appellant in de periode oktober/november 2005 dusdanig problemen had met zijn gezondheid dat hij niet in staat was tijdig te reageren. Gezien het vorenstaande bestaat er aanleiding de overschrijding van de verzetstermijn verschoonbaar te achten. Vervolgens dient de Raad de vraag te beantwoorden of het hoger beroep bij zijn uitspraak van 25 oktober 2005 terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak van de Raad van 25 oktober 2005 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de door de Raad gestelde termijn is betaald. In het verzetschrift en ter zitting heeft appellant aangevoerd dat het voor hem vanwege zijn slechte gezondheid en moeilijke financiële situatie niet mogelijk was het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De Raad is van oordeel dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is geschied. In hetgeen door appellant is aangevoerd, is naar het oordeel van de Raad geen grond gelegen voor het oordeel dat hem ter zake van het verzuim redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt. De Raad overweegt daartoe dat appellant niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij geheel niet in staat was het griffierecht te betalen. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en M.S.E. Wulffraat-van Dijk en M.C.M. van Laar als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.J. Janssen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006. (get.) Ch. van Voorst. (get.) J.J. Janssen.