Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY3577

Datum uitspraak2006-06-14
Datum gepubliceerd2006-07-11
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/5624 WVG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing verzoek om in het kader van de Wvg een financiële tegemoetkoming toe te kennen in de kosten van woningsanering in verband met CARA-klachten van dochter.


Uitspraak

04/5624 WVG Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 30 augustus 2004, 04/2 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo (hierna: College) Datum uitspraak: 14 juni 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A.L. Ruiter, werkzaam bij Bureau Rechtshulp Enschede, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op 3 mei 2006, waar partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. Appellante is in oktober 2001 in de gemeente Almelo komen wonen. Per 1 mei 2003 is zij binnen die gemeente verhuisd naar de woning aan de [adres]. In verband met deze verhuizing heeft appellante het College verzocht om haar in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) een financiële tegemoetkoming toe te kennen in de kosten van woningsanering in verband met CARA-klachten van haar dochter. Bij besluit van 14 oktober 2003 heeft het College deze aanvraag afgewezen, onder meer op de grond dat bij de inrichting van een woning na verhuizing rekening gehouden kan worden met de ondervonden klachten. Bij besluit van 25 november 2003 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 4 oktober 2003 ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 25 november 2003 ongegrond verklaard. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Artikel 2, eerste lid, van de Wvg bepaalt dat het gemeentebestuur zorg draagt voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen ten behoeve van de deelneming aan het maatschappelijk verkeer van de in de gemeente woonachtige gehandicapten en dat het gemeentebestuur met inachtneming van hetgeen bij of krachtens de Wvg is bepaald bij verordening daartoe regels dient vast te stellen. Ter uitvoering van die bepaling heeft de raad van de gemeente Almelo de Verordening Voorzieningen Gehandicapten (hierna: Verordening) vastgesteld. Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Verordening bepaalt dat de door burgemeester en wethouders te verstrekken voorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van onder meer woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard. Het gaat hierbij onder meer om een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering in verband met CARA-klachten. Ter uitvoering van de Verordening zijn binnen de gemeente Almelo beleidsregels geformuleerd die zijn neergelegd in het Verstrekkingenboek 2001. Ingevolge punt 5.16.4 van dit Verstrekkingenboek wordt er geen vergoeding voor woningsanering bij verhuizing verleend omdat bij de verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en er dan rekening gehouden kan worden met de ondervonden klachten. De Raad is van oordeel dat het College op goede gronden en in overeenstemming met voormeld beleid de afwijzing van het onderhavige verzoek in zijn besluit van 25 november 2003 heeft gehandhaafd. Hiertoe overweegt de Raad dat de woning aan de [adres], waarop het onderhavige verzoek ziet, ten tijde van de verhuizing nog geheel gestoffeerd en ingericht moest worden zodat appellante bij de keuze van de materialen ten behoeve van die woning rekening kon houden met de CARA-klachten van haar dochter en de materialen op die klachten kon afstemmen. De aangevoerde omstandigheid dat appellante geen financiële middelen heeft om in de kosten van stoffering en inrichting van die woning te voorzien leidt de Raad niet tot een ander oordeel nu een gebrek aan financiële middelen als zodanig geen grond vormt om in het kader van de Wvg een voorziening toe te kennen. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door M.I. ’t Hooft. De beslissing is, in tegenwoordigheid van B.M. Biever-van Leeuwen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2006. (get.) M.I. ’t Hooft. (get.) B.M. Biever-van Leeuwen.