Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY3602

Datum uitspraak2006-07-11
Datum gepubliceerd2006-07-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers03/995027-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betreft vonnis van de rechtbank Maastricht, zitting houdende in het gerechtsgebouw te Roermond. Betrokkene is veroordeeld voor het leidinggeven aan een criminele organisatie die het oogmerk had het plegen van misdrijven, smokkelen van sigaretten, valsheid in geschrift en het meermalen witwassen van geldbedragen. Verdachte is voorts veroordeeld voor het voorhanden hebben van sigaretten die niet in de accijns zijn betrokken, tweemaal het gebruikmaken van een valse vrachtbrief, en het witwassen van gelden, meermalen gepleegd. Verdachte is voorts veroordeeld ter zake van oplichting van de belastingdienst door twee valse verzoeken teruggaaf dividendbelasting in te dienen die door een medeverdachte, werkzaam bij de belastingdienst, zijn verwerkt en het doen gebruiken van die valse geschriften. Verder is verdachte vrijgesproken van de criminele organisatie met betrekking tot , in het algemeen gezegd, indienen van valse verzoeken teruggaaf dividendbelasting.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummer : 03/995027-04 Datum uitspraak: 11 juli 2006 TEGENSPRAAK ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering Vonnis van de rechtbank Maastricht, meervoudige kamer voor strafzaken. In de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen ] geboren op : [geboortedatum en -plaats] adres : [adres] plaats : [woonplaats] 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2006, 27 januari 2006, 19 juni 2006, 20 juni 2006, 21 juni 2006, 23 juni 2006 en 27 juni 2006. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op één (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 juli 2001 tot en met 15 juni 2004 te Heerlen en/of Simpelveld en/of Hoensbroek (gemeente Heerlen) en/of Landgraaf en/of Nijmegen en/of Zwolle, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk één (of meer) accijnsgoed(eren), ten minste ongeveer 17.080.000 stuks sigaretten, althans een (grote) hoeveelheid sigaretten, voorhanden heeft gehad dat/die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing is/zijn betrokken; Art. 5 lid 1 van de Wet op de accijns 2. hij op of omstreeks 21 januari 2004 en/of 21 april 2004, althans in of omstreeks de periode gelegen tussen 1 januari 2003 tot en met 21 april 2004, te Maastricht en/of Maasmechelen en/of Dover en/of Brunssum en/of Heerlen en/of Hoensbroek (gemeente Heerlen) en/of Merkelbeek en/of Nijmegen, althans in Nederland en/of België en/of Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen gebruikmaken en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd (van) een (of meer) vals(e) of vervalst(e) formulier(en), CMR Vrachtbrief/Vrachtbrieven (onder andere bijlage D/37-a en/of D/004) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken en/of voorhanden hebben en/of afleveren hierin dat verdachte en/of zijn mededader(s) deze formulieren hebben afgegeven en/of hebben getoond en/of voorhanden hebben gehad aan/bij (onder andere) [bedrijf] te Nijmegen en/of de Belastingdienst/Douane te Nijmegen en/of de Britse Autoriteiten te Dover en/of één (of meer) ander(en) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat: op de CMR- vrachtbrief/vrachtbrieven als lading was omschreven: Macaroni en/of Petit Pain (D/004) en/of enig ander goed, terwijl naast de opgegeven Macaroni en/of Petit Pain in werkelijkheid in die lading(en) onder andere (onveraccijnsde) sigaretten aanwezig waren zulks terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik; Artikel 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht 3. hij op een (of meer) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 7 mei 2004 te Heerlen en/of Aken en/of Dover, althans (elders) in Nederland en/of Duitsland en/of Verenigd Koninkrijk, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt immers heeft hij: tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid geld (betreft (een) geldbedrag(en) in diverse valuta, onder andere ter waarde van ongeveer 4.311.545 Britse Ponden en/of 280.540 Amerikaanse Dollars en/of 51.689 Euro) heeft/hebben verworven, en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet terwijl hij, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovengenoemde geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf; Artikel 420ter Wetboek van Strafrecht Artikel 420 bis lid 1 ahf/ond a wetboek van Strafrecht 4. hij, op of omstreeks 13 januari 2004 en/of 27 januari 2004, althans een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van oktober 2003 tot en met mei 2004 te Heerlen, in elk geval in Nederland meermalen, althans eenmaal (telkens) tezamen en in vereniging met verdachte [medeverdachte], zijnde ambtenaar opzettelijk, geld of geldswaardig papier dat verdachte [medeverdachte] in haar bediening onder zich heeft gehad, heeft verduisterd en/of heeft toegelaten dat het door een ander of anderen is weggenomen of verduisterd of een of meer van haar, verdachte [medeverdachte] mededader(s) als medeplichtige terzijde heeft gestaan immers heeft verdachte [medeverdachte] toen en aldaar als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen een (of meer) verzoek(en) tot teruggave van dividendbelasting, met corresponderende bijlage(n) (bijlage bij proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, document D-1 t/m D-3 en/of D-4 t/m D-6) voorgecontroleerd en/of ingebracht in de geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst en/of definitief in behandeling genomen, althans die verzoeken dusdanig bewerkt en/of heeft laten bewerken, zodat een (of meer) geldbedrag(en), te weten Euro 407.247 en/of Euro 413.435, althans enig geldbedrag, is/zijn overgemaakt op een of meer bankrekening(en) van verzoekende partij(en): Artikel 359 van het Wetboek van strafrecht Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: hij op of omstreeks 13 januari 2004 en/of 27 januari 2004, althans in of omstreeks de periode oktober 2003 tot en met mei 2004 te Heerlen, althans in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de Belastingdienst te Heerlen, althans de Staat der Nederlanden heeft bewogen tot de afgifte van een (of meer) geldbedrag(en), te weten - Euro 407.247 en/of - Euro 413.435 en/of in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of een (of meer) van zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - een (of meer) formulier(en), te weten (een) verzoek(en) om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd en/of doen en/of laten inleveren (bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, D-1 en/of D-4) en/of welke formulieren vals, onjuist, in ieder geval in strijd met de waarheid was/waren, welke valsheid en/of onjuistheid hierin bestond dat op dit/deze formulier(en) (telkens) in strijd met de waarheid is aangegeven dat: - de verzoeker [verdachte] inwoner was van Frankrijk en/of woonachtig was aan 12 Place Marcellin Berthelot 75005 Paris en/of - dit/deze formulier(en) was/waren afgestempeld en/of behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Parijs (Frankrijk) en/of - door of namens verzoeker [verdachte] bij het/de verzoek(en) is/zijn bijgevoegd een (of meer) dividendnota('s), te weten van Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf en/of - dit/deze formulier(en) doet/doen en/of laat/laten voorkomen dat een (of meer) verzoeker(s) eigenaar/vruchtgebruiker was/waren van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en/of - de effecten zich bevonden bij Dexia Securities Services waardoor de Belastingdienst te Heerlen en/of de Staat der Nederlanden werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; Artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht 5. hij op of omstreeks 13 januari 2004 en/of 27 januari 2004, althans in of omstreeks de periode gelegen tussen oktober 2003 tot en met mei 2004, te Heerlen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een (of meer) vals(e) of vervalst(e) formulier(en), "verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-1 en/of D-4) en/of een (of meer) dividendnota('s) onder meer van Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf, en/of (een) ander(en) (bijlage D-3a t/m D-3e en/of D-6a t/m D-6d) - zijnde een (of meer) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededader(s) bedoeld(e) formulier(en), houdende een verzoek(en) om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota('s) aan de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen heeft/hebben doen toekomen, op welke formulieren vals of vervalst, in ieder geval in strijd met de waarheid stond aangegeven dat: - dit/deze verzoek(en) tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Frankrijk) is/zijn afgegeven en/of behandeld en/of afgestempeld - de dividendnota's door of namens de ondernemingen Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf is/zijn opgemaakt en/of afgegeven zulks terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik; artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht 6. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2001 tot en met 16 juni 2004 te Heerlen, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft opgericht en/of in stand heeft gehouden en/of heeft leidinggegeven en/of heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke en/of rechtsperso(o)n(en), bestaande uit onder meer hem, verdachte, en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of (een) ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (onder meer) meermalen smokkelen van sigaretten (feit 1) en/of het plegen van valsheid in geschriften (feit 2 en 5) en/of het meermalen witwassen van geldbedragen (feit 3) en/of het verduisteren van overheidsgelden en/of oplichting (feit 4); Voor een betere leesbaarheid van de dagvaarding zijn door de rechtbank in de hiervoor genoemde tenlastelegging de volgende wijzigingen aangebracht: In feit 1, regel 9 is achter “een (grote) hoeveelheid sigaretten”, een komma geplaatst; In feit 3, regel 12, dient de zinsnede “verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet” te worden gelezen als: “heeft/hebben verworven, en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet”; In feit 3, laatste regel, dient het woord “waren” te worden vervangen door de woorden “was/waren”; In feit 4 primair, regel 21, dient voor “402.247” te worden gelezen “407.247”. In feit 4, subsidiair, regel 14, dient het woord “haar” vervangen te worden door het woord “zijn”; In feit 4 subsidiair, regel 19, vervalt het woord “heeft”; In feit 4 subsidiair, regel 20, vervalt het woord “heeft”; In feit 4 subsidiair, regel 22, dient achter het woord “waarheid” ingelezen te worden “was/waren”; In feit 4 subsidiair, regel 22, dient het woord “onjuist” te worden vervangen door het woord “onjuistheid”; In feit 4 subsidiair, regel 27, dient het woord “zijn” te worden vervangen door “was”; In feit 4 subsidiair, regel 32, dient het woord “doen” te worden vervangen door “doet/doen”; In feit 4 subsidiair, regel 32, dient het woord “laten” te worden vervangen door “laat/laten”; In feit 5, regel 14, dient de zin “-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot enig bewijs te dienen – “ te worden vervangen door de zin “-zijnde een (of meer) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen –“; In feit 5, regel 17, dienen de woorden “houdende verzoeken” te worden vervangen door “houdende een verzoek(en)”; In feit 5, regel 22, dienen de woorden “deze verzoeken” te worden vervangen door de woorden “dit/deze verzoek(en)”; In feit 5, regel 24, dient het woord “zijn” te worden vervangen door de woorden “is/zijn”; In feit 5, regel 26, dient het woord “zijn” te worden vervangen door de woorden “is/zijn”; In feit 6 dienen de woorden “(onder meer)” in regel 13 te worden verplaatst naar regel 14 tussen de woorden “namelijk” en “het meermalen”. De rechtbank verbetert deze kennelijke schrijffouten en misslag in de tenlastelegging zoals hiervoor is weergegeven. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. De rechtbank is gebleken dat de dagvaarding voor wat betreft feit 3 partieel niet voldoet aan alle wettelijke eisen. Nu voor gewoontewitwassen de dagvaarding immers niet nader is verfeitelijkt, zal de dagvaarding, voor zover gewoontewitwassen is ten laste gelegd, nietig worden verklaard wegens strijd met artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van het onder feit 4 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Verduisteren als bedoeld in artikel 359 van het Wetboek van Strafrecht houdt in dat de dader het verduisterde goed wederrechtelijk heeft onttrokken aan de bestemming waarvoor het bestemd was. Naar het oordeel van de rechtbank dient dit wederrechtelijk onttrekken te worden verfeitelijkt in de tenlastelegging. De onderhavige tenlastelegging bevat echter enkel een kale omschrijving van de door medeverdachte [medeverdachte] uitgevoerde werkzaamheden, zoals zij die in het kader van de uitoefening van haar functie bij nagenoeg ieder verzoek om teruggaaf dividendbelasting pleegt te verrichten. Uit de tenlastelegging opgenomen verfeitelijking blijkt echter op geen enkele wijze de wederrechtelijkheid van het handelen van medeverdachte [medeverdachte] in de met name genoemde gevallen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding voor wat betreft feit 4 primair niet voldoet aan de vereisten als bedoel in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, met name niet aan de eis. De rechtbank zal de dagvaarding ten aanzien van dit feit dan ook nietig verklaren. Voorts is gebleken dat de dagvaarding voor wat betreft de overige tenlastegelegde feiten aan alle wettelijke eisen voldoet. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. De verdediging heeft met een beroep op artikel 6 EVRM de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Zij heeft daartoe gesteld dat de redelijke termijn voor vervolging is geschonden, nu het opsporingsonderzoek is aangevangen omstreeks januari 2004 en verdachte is aangehouden op 11 oktober 2004. Ter gelegenheid van het requisitoir heeft de officier van justitie aangekondigd dat een ontnemingsvordering zal worden ingediend. Gelet op de duur die de strafprocedure reeds aanhangig is en, gelet op de ontnemingsvordering, nog zolange tijd aanhangig zal zijn, is sprake van overschrijding van de redelijke termijn, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging, nu niet is gebleken van onvoldoende voortvarendheid in het voorbereidend onderzoek. Er is sprake geweest van een grootschalig onderzoek naar enerzijds smokkel van sigaretten en anderzijds dividendfraude, in welk onderzoek in totaal elf verdachten betrokken zijn. Het onderzoek is gestart eind 2003, begin 2004. Op 15 juni 2004 hebben een aantal doorzoekingen plaatsgevonden, waaronder in de woning en twee bedrijfspanden van verdachte. Tevens is toen een medeverdachte aangehouden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het begin van de redelijke termijn gesteld kan worden op 15 juni 2004 hoewel verdachte eerst op 11 oktober 2004 is aangehouden. Het proces-verbaal is afgesloten op 28 februari 2005. Uit het dossier blijkt dat er tussen 15 juni 2004 en 28 februari 2005 vele onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden. Het openbaar ministerie kan dan ook geen “inactivity” worden verweten. Het gegeven dat verdachte over een ruime periode niets heeft gehoord doet daaraan niet af. Ook de periode die gelegen is tussen het sluiten van het onderzoek op 28 februari 2005 en het bekend maken van de datum van de regiezitting (25 januari 2005) eind oktober 2005 wordt door de rechtbank niet als zodanig lang aangemerkt dat gesproken kan worden van “inactivity” aan de zijde van het Openbaar Ministerie. Het betreft hier immers een zogenaamde mega-zaak met een omvangrijk dossier welk dossier de officier van justitie ongetwijfeld heeft willen bestuderen alvorens tot het opstellen en toezenden van een (concept-)dagvaarding over te gaan. Weliswaar kan gesproken worden van een lange termijn gelegen tussen het moment dat verdachte de verwachting heeft kunnen krijgen dat een strafvervolging jegens hem zou worden ingesteld, te weten 15 juni 2004, en het moment van uitspraak in eerste instantie, te weten 11 juli 2006, doch deze termijn is naar het oordeel van de rechtbank, gezien aard en omvang van het onderzoek en hetgeen in het vorengaande is overwogen, niet onredelijk lang. Dat de officier van justitie heeft aangekondigd een ontnemingsvordering te zullen instellen is van geen invloed op de beoordeling van de vraag of de redelijke termijn in de strafzaak in eerste aanleg geschonden is, en behoeft derhalve geen nadere bespreking. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 21 juni 2006 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 3 ten laste gelegde voor wat betreft de periode tussen 1 juli 2001 en 26 maart 2004. Verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van het onder feit 4 primair en subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring met betrekking tot de zaak King Arthur (sigarettensmokkel), verwijzen naar de doorlopende nummering van de kopie (d.w.z. print van scan) van het in de wettelijke vorm door de FIOD-ECD opgemaakt proces-verbaal, genummerd 30074, gedateerd 28 februari 2005 en de daarbij behorende bijlagen. De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring met betrekking tot de Dividend-zaak, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de FIOD-ECD opgemaakt proces-verbaal, genummerd 30144, gedateerd 28 februari 2005 en de daarbij behorende bijlagen. Om onderscheid te kunnen maken tussen de paginanummering van vorenomschreven zaken is voor de paginanummering betrekking hebbende op de King Arthur-zaak een K geplaatst en voor de paginanummering hebbende op de Dividend-zaak een D. In de kantlijn van deze processen-verbaal wordt in voorkomende gevallen nader verwezen naar de onderliggende processen-verbaal. De rechtbank zal die onderliggende processen-verbaal hierna niet nader noemen. Bewijsmotivering Algemeen De rechtbank acht bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen op tijdstippen in de bewezen verklaarde periode tezamen en in vereniging met anderen in elk geval 8 maal een grote hoeveelheid sigaretten voorhanden heeft gehad in Nederland, welke sigaretten niet overeenkomstig de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken (hierna aan te duiden als sigarettensmokkel). De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. In het dossier is bewijs voorhanden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen in elk geval 5 maal dergelijke sigaretten, mogelijk afkomstig uit Oostenrijk en in ieder geval via Duitsland in Nederland ingevoerd en bestemd voor de Nederlandse (illegale) markt, in Nederland voorhanden heeft gehad. Het gaat daarbij om de transporten van sigaretten op 26 maart 2004, 16 april 2004, 18 mei 2004, 4 juni 2004 en 15 juni 2004. Het betreft steeds vrachtwagenladingen sigaretten van aanzienlijke omvang, variërend van 10 tot 24 pallets. Op een pallet gaan 28 dozen van elk 10.000 sigaretten. Op 26 maart 2004 ging het om een hoeveelheid van minimaal 2.800.000 sigaretten. Op 16 april 2004 ging het om 3.360.000 sigaretten. Op 18 mei 2004 ging het om 3.920.000 sigaretten. Op 4 juni 2004 betrof het 700 dozen, hetgeen neerkomt op 7.000.000 sigaretten. Tenslotte zijn er op 15 juni 2004 in de loods te Simpelveld 6.888.000 sigaretten en in een vrachtauto in Heerlen 1.200.000 sigaretten aangetroffen. Verder is er in het dossier bewijs aanwezig dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen in elk geval 3 maal sigaretten, mogelijk afkomstig uit Polen, welke sigaretten bestemd waren voor de Engelse (illegale) markt, in Nederland voorhanden heeft gehad. Ten behoeve van de doorvoer naar Engeland werden de ladingen in Nederland voorzien van een deklading, onder andere macaroni en petit pain. Het gaat hier om de onderschepte zending sigaretten op 6 augustus 2003, waarbij 200.000 sigaretten werden vervoerd die waren verstopt onder een lading tweedehands computerspelletjes. De zending van 21 januari 2004 betrof 864.000 sigaretten, verstopt onder een deklading macaroni. Tenslotte zijn er op 21 april 2004 in Dover 5.000.000 sigaretten onderschept, afkomstig uit Nederland, verstopt onder een deklading petit pain. Ten aanzien van de transporten van 21 januari 2004 en 21 april 2004 acht de rechtbank bewezen dat daarbij bovendien gebruik is gemaakt van valse CMR vrachtbrieven. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen over langere tijd en op grote schaal Engelse ponden en euro’s in Duitsland (Aken) heeft omgewisseld (witwassen). De rechtbank acht voorts bewezen dat er sprake is geweest van een criminele organisatie die zich bezig heeft gehouden met grootschalige sigarettensmokkel, valsheid in geschrift en met het witwassen van (buitenlandse) valuta. De organisatie kende een bestendige hiërarchische structuur van deelnemers met ieder een eigen rol en taak, een vaste wijze van werken, en was gedurende langere tijd operationeel. De rechtbank acht bewezen dat verdachte leiding heeft gegeven aan deze criminele organisatie. Medeverdachte [medeverdachte 3] trad op als rechterhand en plaatsvervanger van verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 4] hield zich bezig met de binnenlandse distributie van sigaretten en onderhield een nauwe relatie met verdachte voornoemd. Verder acht de rechtbank bewezen dat op meer uitvoerend vlak op de werkvloer leiding werd gegeven door medeverdachte [medeverdachte 2] Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft aan deze criminele organisatie deelgenomen door op te treden als chauffeur en door het verrichten van hand en spandiensten. Met dat laatste hield ook medeverdachte [medeverdachte 7] zich bezig. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte 6] deel heeft uitgemaakt van voornoemde criminele organisatie. Verder acht de rechtbank ten aanzien van verdachte bewezen dat hij tezamen en in vereniging met anderen de belastingdienst voor grote geldsommen heeft opgelicht en daarbij gebruik gemaakt heeft van valse dividendnota’s. Dat de criminele organisatie zich ook met dit soort praktijken heeft beziggehouden acht de rechtbank niet bewezen. Nadere bewijsmotivering Voor het bewezenverklaarde overweegt de rechtbank het hierna volgende nog nader en bezigt zij onder meer de volgende bewijsmiddelen. De rechtbank beoogt met het vermelden van de bewijsmiddelen uitdrukkelijk niet uitputtend te willen zijn. Sigarettensmokkel (feit 1) De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde vooraleerst als volgt. De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging de plaats “Brunssum” niet is vermeld. De rechtbank overweegt dat niet ten aanzien van alle sigaretten is komen vast te staan op welke exacte locatie in Nederland verdachte deze sigaretten tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad. Dat leidt er toe dat de rechtbank bewezen heeft verklaard dat verdachte de bedoelde sigaretten tezamen en in vereniging met anderen “in Nederland” voorhanden heeft gehad. De rechtbank constateert verder dat de tenlastelegging onder feit 1 van de dagvaarding de volgende zinsnede vermeldt: “(telkens) opzettelijk één (of meer) accijnsgoed(eren) , tenminste ongeveer 17.080.000 stuks sigaretten”. Wat er ook zij van de woorden “tenminste ongeveer”, de rechtbank overweegt dat in het dossier geen bewijs voorhanden is voor het verwijt dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, op meerdere tijdstippen in de bewezen verklaarde periode in Nederland, telkens opzettelijk accijnsgoederen, tenminste ongeveer 17.080.000 stuks sigaretten voorhanden heeft gehad. Wel acht de rechtbank bewezen dat het telkens om een grote hoeveelheid sigaretten ging, zoals uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt. De rechtbank overweegt nog in dit verband dat verdachte, tezamen en in vereniging met anderen, de feitelijke beschikkingsmacht had over de bedoelde sigaretten. Dit bestond nader concreet uit het bestellen/verwerven van de sigaretten, het (door)verhandelen van de sigaretten, het feitelijk (door)vervoeren van de sigaretten en het opslaan in loodsen, zoals die in Simpelveld en Brunssum. Verdachte en de medeverdachten wisten in de bewezen verklaarde periode dat het om sigaretten ging, die aan de heffing van accijns waren onttrokken, zoals uit de hierna aangehaalde bewijsmiddelen blijkt. De rechtbank overweegt nog dat bij het verhoren van de getuigen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] gebruik is gemaakt van een enkelvoudige fotoconfrontatie met een foto van [medeverdachte 7]. Hoewel in zijn algemeenheid wordt aangenomen dat de diagnostische waarde van een enkelvoudige fotoconfrontatie niet groot is en in ieder geval lager dan een meervoudige fotoconfrontatie, leidt het gebruik van een enkelvoudige fotoconfrontatie niet zonder meer tot een onbetrouwbare en niet voor het bewijs te gebruiken herkenning van [medeverdachte 7]. In het onderhavige geval acht de rechtbank de fotoconfrontaties betrouwbaar en zij zal deze ook gebruiken als bewijsmiddel. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Zowel de getuigen [medeverdachte 6] als [medeverdachte 1] hebben, voorafgaand aan het bekijken van een foto van [medeverdachte 7], een beschrijving gegeven van de persoon die zij in het kader van de onderhavige feiten vaker bij het laden/lossen van sigaretten hebben gezien. Vooral [medeverdachte 1] heeft een zeer uitvoerige beschrijving van de betreffende persoon gegeven. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] hebben onafhankelijk van elkaar [medeverdachte 7] herkend als de persoon die werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de smokkel van sigaretten. Uit het dossier blijken geen aanwijzigingen dat [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 1] zijn beïnvloed terzake de herkenningen. Bovendien is er meer bewijs in het dossier ten aanzien van [medeverdachte 7]. Op grond van de hierna volgende bewijsmiddelen, ook in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank feit 1 bewezen. Het betreft het 8 maal voorhanden hebben van een grote hoeveelheid sigaretten in Nederland, die niet in de accijns waren betrokken. Ten aanzien van de zending sigaretten van 15 juni 2004 - Het aantreffen van de sigaretten op 15 juni 2004 door FIOD-ECD in de loods in Simpelveld en in de vrachtwagen in Heerlen, welke vrachtwagen blijkens observaties door de FIOD-ECD eerder in dezelfde loods in Simpelveld is geweest (pagina K 29 en 47); - De waarneming van de FIOD-ECD dat de aangetroffen sigaretten niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven accijnszegels (pagina K 163 en 167); - De verklaring van [medeverdachte 1] over het vervoer door hem van 24 pallets met 28 dozen per pallet op 15 juni 2004 (pagina K 66 e.v.) en over het feit dat de sigaretten niet veraccijnsd waren (pagina K 88 en 166); - De verklaring van [medeverdachte 3] over zijn rol bij dit transport (pagina K 68 en 69) en over zijn wetenschap dat er geen banderol op de pakjes sigaretten zat en over het feit dat hij de vrachtwagen met [medeverdachte 1] als chauffeur heeft begeleid. [medeverdachte 3] verklaart dit transport te hebben overgenomen en afgehandeld (pagina K 165 en 126); - De verklaring [afnemer sigaretten] (afnemer) over het ontbreken van accijnszegels op de sigaretten die door hem zijn afgenomen (pagina K 166); - Het aantreffen van [medeverdachte 2] in de loods op 15 juni 2004 in Simpelveld en zijn verklaring daarover (pagina K 69 en 70 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] betreffende de wetenschap van [medeverdachte 2] over sigaretten en het geven van instructies tijdens het invoeren in Nederland bij alle ritten waarvan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij daarbij betrokken is geweest en zijn verklaring dat hij betaald werd door [medeverdachte 2] (pagina K 87 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] over de aan hem gedane betaling van € 3000,- voor de eerste drie ritten en het uitblijven van de betaling van de vierde rit en over de rollen van [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (pagina K 68); - De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij wist dat het om illegale sigaretten ging (pagina K 88 ); - Het aantreffen van de rode map met bestellijsten, onder meer betrekking hebbend op de zending van 15 juni 2004 bij [medeverdachte 4] (pagina K 47); - De taps in de periode 2 juni tot en met 17 juni 2004 welke zijn te relateren aan de zending van 15 juni 2004 en de aangetroffen betreffende bestellijsten voornoemd en die relateren aan [medeverdachte 4] en [verdachte] (pagina K 49 e.v. ); - De aanwezigheid van [medeverdachte 7] in de loods op 15 juni 2006 volgens de tap van twee telefoongesprekken van [medeverdachte 4] (pagina K 61 en 73). Ten aanzien van de zending sigaretten van 4 juni 2004 - Het aantreffen van de rode map met bestellijsten bij [medeverdachte 4], betreffende 700 dozen sigaretten, en betrekking hebbende op de levering van sigaretten aan diverse afnemers per 5 juni 2004, waaronder de bestelling [afnemer sigaret[afnemer sigaretten] en [medeverdachte 7] en [afnemer sigaretten 1] (pagina’s K 47 en 74); - Het bij [verdachte] op 15 juni 2004 in zijn woning aangetroffen blaadje met aantekeningen (D/014) waarvan de inhoud conform is aan de inhoud van bij [medeverdachte 4] aangetroffen lijst over deze zending (pagina K 75); - De tapverslagen van de telefoongesprekken van [verdachte] en van [medeverdachte 4] over de bestellingen van de zending van de 700 dozen op 4 juni 2004; - De verklaring van afnemer [afnemer sigaretten] die verklaart dat hij meerdere keren bij [medeverdachte 4] en [verdachte] heeft besteld (pagina K 170) en die voorts verklaart over de bestelling op deze lijst ten aanzien van deze zending (pagina K 74 ); - De verklaring van [afnemer sigaretten 1] over deze bestelling (pagina K 75 ); - De verklaring van [medeverdachte 3] die verklaart dat in het op 11 juni 2004 getapte gesprek tussen hem en zijn vader waar sprake is over het "net gebeurd" zijn, gesproken wordt over sigaretten en dat hij in sigaretten handelt; - De verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] in de veronderstelling was dat hij zou rijden op 4 juni 2004 maar dat hij niet gereden heeft (pagina K 85 ); - De aangetroffen bescheiden bij KAV Autoverhuur waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] voor de periode 2 juni 2004 tot en met 5 juni 2004 een trekker met oplegger heeft gehuurd (pagina K 85); - De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij wist dat het om illegale sigaretten ging (pagina K 88). Ten aanzien van de zending sigaretten van 18 mei 2004 - De verklaring van [medeverdachte 1] over deze zending, die hij zijn derde rit vanuit Duitsland noemt, met een bakwagen, waarmee hij 14 pallets (=3.920.000 sigaretten) heeft vervoerd naar Nederland. Hij verklaart voorts dat in de loods in Simpelveld dozen van de pallet waren gevallen en open vielen waarin sigaretten zaten. Op dat moment waren [medeverdachte 2] en een lange jongen met kort blond/ bruin haar met krulletjes aanwezig. Deze jongen was zeker een halve kop groter als hij en een jaar of twintig, verklaart [medeverdachte 1] (pagina 87 ); - De huur van de bakwagen door [medeverdachte 1] bij de Ster Autoverhuur in de periode 14 mei 2004 tot en met 18 mei 2004 (pagina K 86); - De fotoconfrontatie waarbij een foto van [medeverdachte 7] is getoond aan [medeverdachte 1] en zijn verklaring dat dit dezelfde persoon is die hij eerder heeft omschreven als de jonge jongen met licht bruin/ blond krullend haar (pagina K 87 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij wist dat het om illegale sigaretten ging (pagina K 88 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] betreffende de wetenschap van [medeverdachte 2] over sigaretten en het geven van instructies tijdens het invoeren in Nederland bij alle ritten waarvan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij daarbij betrokken is geweest en het betaald worden door [medeverdachte 2] (pagina K 87 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] over de aan hem gedane betaling van € 3000,- voor de eerste drie ritten en het uitblijven van de betaling van de vierde rit en over de rollen van [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (pagina K 68 ); Ten aanzien van de zending sigaretten van 16 april 2004 - De verklaring van [medeverdachte 1] over deze zending, zijn tweede rit vanuit Duitsland en zijn verklaring dat hij met een oplegger met 12 pallets (= 3.360.000 sigaretten) is gekomen vanuit Duitsland naar Nederland. Hij verklaart dat hij de oplegger heeft gehuurd bij KAV. Hij verklaart over de aanwezigheid van [medeverdachte 2] die met [verdachte] of [medeverdachte 3] heeft gebeld (pagina K 89 en 90 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij bij de tweede of derde rit twee dozen sigaretten heeft besteld. Het moet de rit zijn geweest waar hij volgens zijn zeggen met de grote oplegger reed en maar met 12 pallets terugkwam (= 16 april 2004); - Bestellijst met op de voorkant onder meer de namen "[medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4]" (D/001-o-1) en met op de achterkant (D/001-0-2), onder meer "[medeverdachte 1] 2" (pagina K 90); - De constatering dat [medeverdachte 1] met de voornaam [medeverdachte 1] heet en [medeverdachte 4] met de voornaam [medeverdachte 4] heet; - De verklaring van [medeverdachte 1] waarin hij aangeeft dat hij net verteld heeft dat met "2" twee dozen sigaretten wordt bedoeld (pagina K 90); - De verklaring van [medeverdachte 1] betreffende de wetenschap van [medeverdachte 2] over sigaretten en het geven van instructies tijdens het invoeren in Nederland bij alle ritten waarvan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij daarbij betrokken is geweest en het betaald worden door [medeverdachte 2] (pagina K 87 ); - De verklaring van [medeverdachte 1] over de aan hem gedane betaling van € 3000,- voor de eerste drie ritten en het uitblijven van de betaling van de vierde rit en over de rollen van [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (pagina K 68 ); Ten aanzien van de zending sigaretten van 26 maart 2004 - De verklaring van [medeverdachte 1] over de huur van een bakwagen bij Ster Verhuur te Heerlen en over het aantal van 10-12 pallets (= minstens 2.800.000 sigaretten) (pagina K 90); - de verklaring van [medeverdachte 1] over de betrokkenheid van [medeverdachte 2] bij deze rit vanuit Duitsland (pagina K 66); - De verklaring van [medeverdachte 1] betreffende de wetenschap van [medeverdachte 2] over sigaretten en het geven van instructies tijdens het invoeren in Nederland bij alle ritten waarvan [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij betrokken is geweest en over het betaald worden door [medeverdachte 2] (pagina K 87) en alsook dat hij de borg voor het huren van de auto's terug kreeg van [medeverdachte 2] (pagina K 89 ); - De bescheiden waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] in de periode van 24 maart tot en met 26 maart 2004 een trekker met oplegger (BL-TF-20 en OD-67-BN) heeft gehuurd (pagina K 2185 en 2186 (facturen) en pagina K 1782 (lijst gehuurd materieel); - De verklaring van [medeverdachte 1] over de aan hem gedane betaling van € 3000,- voor de eerste drie ritten en het uitblijven van de betaling van de vierde rit en over de rollen van [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] (pagina K 68 ); De zendingen uit vermoedelijk Polen naar Nederland, bestemd voor de Engelse markt (algemeen) - Het aantreffen van sigaretten met een Engelse benaming en met een Pools accijnszegel bij de doorzoeking bij [bedrijf verdachte en medeverdachte 3] (pagina K 93); - De computer die op 15 juni 2004 bij [bedrijf verdachte en medeverdachte 3] in beslag is genomen, waarop transactieoverzichten voorkomen in ponden die relateren aan contacten in Polen over sigaretten (pagina K 93); - Printlijsten van telefooncontacten tussen [verdachte] en Poolse telefoonaansluitingen (pagina K 94); - De verklaring van [medeverdachte 6] dat hij altijd in de loods in Haefland is geweest en dat daar ook aanwezig waren [medeverdachte 2], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] en dat [verdachte] de leider is van de organisatie in Nederland (pagina K 94 en 95); - De verklaring van [medeverdachte 1] dat hij tweemaal in Haefland heeft gewerkt, met [medeverdachte 6] en met de oude of jonge [achternaam medeverdachten 2 en 3]. Hij verklaart dat hij daar kleinere dozen in grotere dozen heeft gepakt (pagina K 95); - De levering van nader omschreven dozen aan [bedrijf verdachte] (K 116); - Het rechtshulpverzoek waaruit blijkt van contacten tussen Engelse verdachten en [verdachte] en waaruit blijkt van contacten tussen Engelse verdachten met het telefoonnummer 0031-610888363 in gebruik bij [verdachte]. Ook wordt melding gemaakt van een zakenpartner van [verdachte], genaamd Oscar (pagina K 95 en 96). Ten aanzien van de zending van 21 januari 2004 - De verklaring van de chauffeur van [bedrijf], getuige over het ontdekken van de sloffen sigaretten terzake van het transport op 21 januari 2004 [naam chauffeur] (pagina K 98); - Het aantreffen op 21 januari 2004 van een partij sigaretten (864.000), verstopt in macaroni van de merken Sovereign en Raquel die niet waren voorzien van de wettelijk voorgeschreven accijnszegels (pagina 62 -oorspronkelijke nummering in het midden- ); - De CMR vrachtbrief aangetroffen bij [bedrijf], nummer 744529, betreffende het vervoer van 6 pallets macaroni (D/037a), met onder meer ten onrechte de vermelding van Wilson LDC BV als expediteur (pagina K 100); - De verklaring van [medeverdachte 6] dat hij de betreffende deelpartij, die hij in Haefland heeft opgehaald, heeft uitbesteed aan Huisman. Hij verklaart dat hij het vermoeden had dat het om sigaretten ging. Ook verklaart hij dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de loods in Haefland aanwezig waren. Ook verklaart hij over zijn contacten met [verdachte] en [medeverdachte 3] na de inbeslagname (pagina K 97); - De verklaring van [medeverdachte 6] met betrekking tot voornoemde vrachtbrief dat hij enkel de goederen hierop heeft vermeld en dat de andere gegevens door [verdachte] en/ of door [[adres]dachte 3] zijn ingevuld en dat deze zelfde CMR-vrachtbrief wel een keer of veertig, vijftig is gebruikt (pagina K 100); - De verklaring van [medeverdachte 3] omtrent zijn wetenschap dat [medeverdachte 6] pallets kwam laden waarin sigaretten waren verstopt en dat Poolse vrachtwagens in de loods kwamen lossen (pagina K 101 en 102); - De spontane verklaring van [verdachte] dat hij van [betrokkene] heeft gehoord dat [medeverdachte 6] in Engeland is gepakt (pagina K 103); - De verklaring van [betrokkene 1] dat [medeverdachte 6] tegen haar heeft verteld dat hij de hoeveelheid goederen op de CMR veranderd had en met de papieren had gesjoemeld om de pallets in Engeland te krijgen (pagina K 99); - De levering van nader omschreven dozen aan [bedrijf verdachte] (K 116); - Het aantreffen van soortgelijke dozen bij Huisman Transport (K 100). Ten aanzien van de zending sigaretten van 6 augustus 2003 - Het in Groot-Brittannië aantreffen van 200.000 illegale sigaretten, verborgen in een lading tweedehands computerspelletjes, waarbij [chauffeur 1] als chauffeur is aangehouden ter zake van de poging ontduiking van accijns (AH/ 087 en pagina 104 ); - De verklaring van [medeverdachte 6] die verklaart terzake van de zending op 6 augustus 2003. Hij verklaart dat hij een andere chauffeur, met de naam [chauffeur 1], heeft laten rijden en dat die in Engeland bij een controle gepakt is met sigaretten. [medeverdachte 6] verklaart dat hij toen wist dat er sigaretten in de ladingen aanwezig waren, die door hem werden vervoerd namens [verdachte] en [medeverdachte 3] (pagina K 105); - De verklaring van [medeverdachte 6] dat hij altijd in de loods in Haefland is geweest en dat daar ook aanwezig waren [medeverdachte 2], [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] en dat [verdachte] de leider is van de organisatie in Nederland (pagina K 94 en 95); Ten aanzien van de zending van 21 april 2004 - De onderschepping door de Britse autoriteiten in Dover van ongeveer 5.000.000 sigaretten, verborgen in een deklading petit pain (pagina K 103); - De inbeslagname van de CMR-brief, nummer 815622, vermeldende dat de partij zou zijn verzonden door [bedrijf 1] te Maasmechelen en bestemd was voor [bedrijf 2] te Manchester en de informatie in het rechtshulpverzoek dat [bedrijf 2] een dergelijke zending niet verwachtte en ook niet beschikte over de benodigde koelcellen om de petit pain in te bewaren (pagina K 103); - Het aantreffen op 15 juni 2004 in de woning van [verdachte] van het typelint waarop gegevens zijn terug te vinden die exact overeenkomen met de gegevens op de CMR vrachtbrief voornoemd (pagina K 103); - Het aantreffen van het expediteurs-exemplaar van vermelde CMR vrachtbrief, behorende bij de zending van 21 april 2004, in de woning van [medeverdachte 4] (pagina K 104); - De verklaring van [medeverdachte 6] waarin hij aangeeft dat hij elke week een rit reed waarin sigaretten verstopt waren en dat hij steeds heeft geladen in de loods in Haefland. De ritten die hij reed hebben plaats gevonden vanaf voorjaar 2003 tot februari 2004, elke week ( 108); - De verklaring van [medeverdachte 1] (V5/008, pagina 6) die verklaart dat de adressen die op de CMR-vrachtbrieven hebben gestaan zo maar werden uitgezocht. Het telefoonboek werd opengeslagen en met een vinger werd een adres uitgezocht (pagina K 1807). De zending van 21 april 2004 De rechtbank overweegt ten aanzien van de bewezenverklaring van de zending van 21 april 2004 nog het volgende. De tekst op de CMR-vrachtbrief, nummer 815622, komt overeen met de tekst op het typelint dat in de woning van [verdachte] is aangetroffen. Het expediteursexemplaar van deze vrachtbrief, dat wil zeggen het exemplaar dat door de afzender van de vracht dient te worden bewaard, is in de woning van [medeverdachte 4] in Nederland aantroffen. De rechtbank overweegt dat ook bij de zending op 21 januari 2004 gebruik is gemaakt van een valse vrachtbrief. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de adressen die op de CMR-vrachtbrieven hebben gestaan, willekeurig werden gekozen. Ook [medeverdachte 6] verklaart over het niet-waarheid-getrouw invullen van vrachtbrieven en dat er in opdracht van [verdachte] met een frequentie van een maal per week van Nederland naar Engeland werd gereden. Een en ander in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat ook deze vracht voordat hij in het Verenigd Koninkrijk is ingevoerd, in elk geval in Nederland is geweest, zodat verdachte ook ten aanzien van deze hoeveelheid sigaretten het verwijt van feit 1 gemaakt kan worden. Tenslotte overweegt de rechtbank dat gelet op de wijze van vervoeren van deze lading, te weten het voorzien van de sigaretten van een deklading en het niet vermelden van de aanwezigheid van de sigaretten op de vrachtbrief, ook in onderlinge samenhang bezien met de bewezenverklaring van de andere vrachten die bestemd waren voor het Verenigd Koninkrijk, dat bewezen is dat het op 21 april 2004 ging om sigaretten, die in Nederland niet in de accijns waren betrokken. Valse vrachtbrief van 21 april 2004 (feit 2 B) De rechtbank overweegt dat het gebruik maken van een valse vrachtbrief op 20 en/ of 21 april 2004, nu de rechtbank bewezen heeft verklaard dat dit feit is gepleegd te Dover, ook in het Verenigd Koninkrijk strafbaar is gesteld, zodat de rechtbank bevoegd is van dit feit kennis te nemen (artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht). Witwassen (feit 3) De rechtbank overweegt, nu bewezen wordt verklaard dat het feit is gepleegd te Aken, Duitsland, dat witwassen (Geldwäsche) ook in Duitsland strafbaar is gesteld, zodat de rechtbank bevoegd is van dit feit kennis te nemen (artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank constateert ten aanzien van de tenlastelegging onder feit 3 waar de volgende zinsnede in de tenlastelegging is opgenomen: “een hoeveelheid geld (betreft (een) geldbedrag(en) in diverse valuta, onder andere ter waarde van ongeveer 4.311.545 Britse Ponden en/of 280.540 Amerikaanse Dollars en/of 51.689 Euro)”. Nu het om meerdere tijdstippen gaat, kan niet bewezen worden dat het daarbij -steeds- ging om een hoeveelheid geld als nader tussen de haakjes verfeitelijkt. Derhalve heeft de rechtbank enkel bewezen verklaard dat het op meerdere tijdstippen ging om een hoeveelheid geld. De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de bewezen periode, meermalen, grote bedragen aan Britse ponden en ook grote bedragen aan euro’s heeft gewisseld bij de Stadtsparkasse in Aken, terwijl hij wist dat deze geldbedragen -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit misdrijven. Voor het bewijs hanteert de rechtbank de wisseltransacties (Britse ponden en euro’s) waarvan een overzicht is terug te vinden op de pagina’s K 196-198. Aldaar zijn ook het aantal keren en de data van de wisseltransacties terug te vinden, alsmede door wie is gewisseld. Verder is er de verklaring van getuige [getuige] over het geldwisselen door onder meer verdachte en [medeverdachte 3] (pagina K 202). Verdachte zelf verklaart eveneens dat [mede[medeverdachte 3]], [betrokkene 2] en [medeverdachte 7] in zijn opdracht geld hebben gewisseld in Aken (pagina KR 200 en 201). De rechtbank acht de verklaring die verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van grote bedragen in ponden, te weten autohandel met Engelsen, niet geloofwaardig. De rechtbank overweegt dat het omwisselen van dit soort grote bedragen spoort met de activiteiten in de sigarettensmokkel. De grote bedragen aan euro’s die zijn omgewisseld, passen bij het op het op grote schaal verhandelen van sigaretten. Bovendien heeft getuige [getuige] verklaard dat [mede[medeverdachte 3]] op zijn vragen aarzelend heeft aangegeven dat de geldbedragen van handel in sigaretten afkomstig waren. Ook [medeverdachte 3] verklaart geldbedragen te hebben gewisseld in Aken voor verdachte (pagina 201). De rechtbank acht ook bewezen dat [betrokkene 3] diverse malen geld heeft gewisseld in opdracht van verdachte, te weten vanaf 1 maart 2004, welke aantallen en data eveneens zijn terug te vinden op het overzicht op pagina K 198. De rechtbank overweegt hiertoe dat [betrokkene 3] in beeld komt nadat er een rugzak met een grote hoeveelheid geld in de Stadsbus in Aken is gevonden, waarvan verdachte de eigendom claimt. Getuige [getuige] heeft in zijn verklaring (pagina K 202) gezegd dat verdachte, naar aanleiding van een vraag van zijn kant, heeft bevestigd [betrokkene 3] te kennen. Verder verklaart [getuige] dat hij verschillen in wisseltransacties door [betrokkene 3], via de rekening van [verdachte] heeft gecompenseerd, waar [verdachte] vervolgens geen aanmerking over maakte (pagina K 219). Uit een Duits rechtshulpverzoek blijkt bovendien dat in de woning van [betrokkene 3] een notitie is gevonden met de tekst “ [betrokkene 3], bin hier gewesen. Ruf mich mal zurück für ein termin, [verdachte] aus Holland. [telefoonnummer 1] oder ruf Wim auf [telefoonnummer 2]. “ (bijlage 1 van het RHV/ 001a, pagina K 219) en er is ook een plattegrondje teruggevonden van het buuradres van verdachte. [betrokkene 3] heeft bij de Duitse politie aangegeven niets te willen verklaren (pagina K 218) Verdachte zelf verklaart bij zijn verhoor door de FIOD-ECD stellig dat hij de man met de naam [betrokkene 3] niet kent en hem ook niet heeft gestuurd (pagina’s K 218 en K202). Deze verklaring van verdachte acht de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kennelijk leugenachtig. Over de organisatiestructuur van de criminele organisatie De rechtbank acht bewezen dat er sprake is geweest van een criminele organisatie die zich bezig heeft gehouden met sigarettensmokkel, gebruik maken van valse CMR-vrachtbrieven en witwassen van grote sommen geld. Voor de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar de hiervoor genoemde bewijsmiddelen. De rechtbank is voorts gebleken dat de deelnemers van de criminele organisatie ieder hun eigen rol en taak kenden, zoals hiervoor al is overwogen. Voor het bewijs hanteert de rechtbank onder meer nog de volgende verklaringen, die terug te vinden zijn op de pagina’s K 143-152. [medeverdachte 1] verklaart dat hij denkt dat de oude [medeverdachte 2] en hijzelf de jongens zijn die het meeste risico lopen voor een paar centen. De mannen met de dikke portemonnees blijven buiten schot. Hij geeft aan dat hij denkt dat [verdachte] één van de mannen met de dikke portemonnee was. [medeverdachte 1] verklaart ter zake de rol van [medeverdachte 4] dat de oude [medeverdachte 2] hem aangaf dat hij sigaretten bij [medeverdachte 4] kon halen. [medeverdachte 1] verklaart ter zake van [medeverdachte 7] dat deze werkzaamheden verrichte in de loods in Simpelveld evenals [mede[medeverdachte 3]] Hij verklaart dat [medeverdachte 7] ook een knechtje was van [verdachte]. [medeverdachte 1] verklaart over zijn eigen rol dat hij diverse malen als chauffeur is opgetreden en enkele malen in een loods ompak-werkzaamheden heeft verricht. Ook heeft hij verklaard dat hij materieel heeft gehuurd voor de transportactiviteiten van de organisatie. [afnemer 2]. (afnemer van sigaretten) verklaart dat [medeverdachte 4] de secretaresse is van [verdachte] en dat zij handelt in opdracht van [verdachte]. Hij verklaart dat bij [medeverdachte 4] sigaretten besteld werden. Ook verklaart hij dat hij bij het ophalen van de sigaretten contant betaalde aan [medeverdachte 2] en 1 keer bij [medeverdachte 2] thuis sigaretten heeft opgehaald. Daarnaast heeft de overdracht een aantal keren plaatsgevonden bij Burger King in Kerkrade. [medeverdachte 6] verklaart dat hij denkt dat [verd[verdachte] de grote baas in Nederland is. Alle contacten in verband met Engeland had hij met [verdachte]. [verdachte] heeft hem zover gekregen dat hij regelmatig goederen vervoerde voor hen. Hij verklaart dat [verdachte] of [medeverdachte 3] hem de opdrachten gaven en dat naar zijn idee [verdachte] de baas is. [medeverdachte 6] verklaart ter zake de rol van [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] meer een loopjongen is en een soort bodyguard is van [verdachte]. Hij verklaart dat [medeverdachte 2] in een later stadium altijd het transport regelde en hem belde als er weer iets vervoerd moest worden. Hij belde hem ook als hij in Engeland was aangekomen met een lading. Hij wist hoe laat de boot aankwam en dan belde hij hem op om te vragen of alles goed was gegaan. [medeverdachte 2] was meestal aanwezig bij het laden. Bij terugkomst bracht hij de dozen macaroni weer naar het magazijn en soms was [medeverdachte 2] dan ook aanwezig. [medeverdachte 6] geeft verder aan er achtergekomen te zijn dat [medeverdachte 3] gevaarlijker is dan hij dacht. Ook verklaart hij dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] de personen zijn die daadwerkelijk het laden en lossen voor hun rekening namen en dat hij deze personen altijd zag als hij ging laden en lossen in de loods op de Haefland. Over [medeverdachte 2] verklaart hij dat deze negen van de tien keer aanwezig was bij het laden van de pallets. Ook weer bij het lossen van de dozen macaroni. Hij geeft aan dat hij denkt dat oude [medeverdachte 2] meer het hulpje was. [afnemer sigaretten 1] (afnemer van sigaretten) verklaart dat [medeverdachte 4] zijn contactpersoon was voor de bestelling en aflevering van de sigaretten. Hij kon bij haar de sigaretten afhalen en hij betaalde contant aan haar. Hij verklaart dat [medeverdachte 2] een keer de sigaretten heeft gebracht. Getuige [getuige 1], rayonmanager van [bedrijf 3]. [getuige 1] verklaart dat de baas van [medeverdachte 1] [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] Sr is. Periode waarin de bewezenverklaarde strafbare feiten zijn gepleegd Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met anderen bezig gehouden met grootschalige sigarettensmokkel in de bewezen verklaarde periode. Die periode, met name de beginperiode, loopt niet voor alle verdachten in deze zaak gelijk, zodat ook het aantal maal dat ten aanzien van een verdachte bewezen wordt verklaard dat hij of zij grote aantallen sigaretten als hiervoor genoemd, voorhanden heeft gehad, die aan de accijns waren onttrokken, verschilt. Hetzelfde geldt voor de periode van het witwassen en voor de periode van deelname (leiding geven) aan, de criminele organisatie. De rechtbank acht ten aanzien van verdachte bewezen dat hij de bewezen strafbare feiten heeft gepleegd in de ten laste gelegde periodes. Voor de beginperiode (juli 2001) zoekt zij aansluiting bij de datum dat verdachte blijkens het Duitse rechtshulpverzoek op grote schaal geld heeft gewisseld in Aken (pagina K 195). Dit wordt bevestigd door de getuige [getuige] die verklaart dat hij op 10 juli 2001 voor het eerst zakelijk contact had met [verdachte] waar het ging om het omwisselen van Britse ponden in Duitse marken (pagina KR 199). De rechtbank overweegt dat het omwisselen van dit soort grote bedragen in ponden, spoort met de hiervoor bewezen feiten in 2004, terwijl de verklaring die verdachte zelf heeft gegeven voor de aanwezigheid van grote bedragen in ponden, niet is onderbouwd en ook anderszins niet is gebleken of aannemelijk is geworden. Ook wijst de rechtbank in dit verband nog op de verklaringen van de medeverdachten [mede[medeverdachte 3]] en [medeverdachte 6]. [mede[medeverdachte 3]] verklaart zelf dat het begin van zijn deelname is gelegen in de periode dat hij en [verdachte] al bezig waren met [bedrijf verdachte] maar nog voordat zij [bedrijf verdachte en medeverdachte 3] hadden overgenomen (pagina K 126). Op pagina K 2118 van het proces-verbaal zijn documenten terug te vinden waarbij [verdachte] [bedrijf verdachte en medeverdachte 3] aanmeldt bij de belastingdienst, dat is 15 januari 2002. De verklaring van [medeverdachte 6] over zijn eigen rol in het gehele jaar 2003. Hij geeft namelijk aan dat hij elke week een rit reed waarin sigaretten verstopt waren en dat die ritten hebben plaats gevonden vanaf voorjaar 2003 tot februari 2004. Tenslotte wijst de rechtbank op het aanvullend proces-verbaal waarbij verdachte zelf aangeeft dat de aantekening met betrekking tot sigaretten in het notitieboekje betrekking hebben op het jaar 2003. Oplichting belastingdienst en gebruik maken van valse verzoeken en dividentnota’s (feiten 4 en 5) De raadsman heeft aangegeven dat verdachte een aannemelijke verklaring gegeven voor het door hem afhalen van de geldbedragen die door de belastingdienst op zijn rekening bij de Stadtsparkasse in Aken waren overgemaakt, te weten dat Afrikanen gebruik wilden maken van zijn rekening. Dientengevolge dient verdachte te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte geheel niet is onderbouwd en ook niet geloofwaardig is. Ook anderszins is niet gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte recht op de overgemaakte bedragen zou kunnen doen gelden. Vrijspraak criminele organisatie ten aanzien van oplichting en gebruik maken van valse verzoeken en dividentnota’s (onderdeel feit 6) De officier van justitie heeft aan verdachte tenlastegelegd dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie, onder andere bestaande uit [medeverdachte], en/of [medeverdachte 8], en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of verdachte [verdachte] en/of één of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk verduistering van overheidsgelden en/of oplichting en/of poging tot oplichting en/of valsheid in geschrift. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie daarmee doelt op de strafbare gedragingen met betrekking tot de 4 verzoeken teruggaaf dividendbelasting, die op naam van [verzoeker 1] (bijlagen D34-D35, pagina D 990-992), hierna genoemd: verzoek [verzoeker 1]; [verdachte] (D1-D3e, pagina D 935-942), hierna genoemd: verzoek [verdachte] I; [verdachte] (D4-D6d, pagina D 943-949, hierna genoemd: verzoek [verdachte] II en [verzoeker 2] (D7-D-9, pagina D 950-957): hierna genoemd: verzoek [verzoeker 2], bij de belastingdienst zijn ingediend. Uit het dossier blijkt niet van enige betrokkenheid van [medeverdachte 9] bij de hiervoor genoemde verzoeken teruggaaf dividendbelasting. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van zijn requisitoir al gevorderd dat verdachte van dit onderdeel dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt voorts dat bij het verzoek [verzoeker 1], enkel medeverdachte [medeverdachte] als betrokkene kan worden aangemerkt. Bij de verzoeken [verdachte] I en [verdachte] II kunnen als betrokkene worden aangemerkt: Verdachte, [medeverdachte] en [medeverdachte 10]. Bij het verzoek [verzoeker 2] zijn blijkens het dossier [medeverdachte] en medeverdachte [medeverdachte 8] betrokken. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat, om van een organisatie te kunnen spreken, er sprake moet zijn van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband tussen twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande onvoldoende blijkt van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband. Dat er in de periode van 1 oktober 2003 tot en met 4 mei 2004 veelvuldig telefonische contacten zijn geweest tussen [verdachte] en [medeverdachte 8]/[medeverdachte 10] enerzijds en anderzijds tussen [medeverdachte 8]/ [medeverdachte 10] en [medeverdachte]/ [medeverdachte 9], maakt dat niet anders. Uit het dossier blijkt immers dat verdachten onderling verbonden waar door vriendschappelijke en familierechtelijke relaties, waardoor het veelvuldig telefonisch contact mede zou kunnen worden verklaard. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van het onder 6 tenlastegelegde feit vrijspreken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode 1juli 2001 tot en met 15 juni 2004 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk accijnsgoederen, een (grote) hoeveelheid sigaretten, voorhanden heeft gehad die niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Accijns in de heffing zijn betrokken; 2A (met betrekking tot CMR-vrachtbrief gebruikt op 21 januari 2004). hij op 21 januari 2004, te Maastricht opzettelijk gebruik heeft gemaakt en heeft doen gebruikmaken en voorhanden heeft gehad en heeft afgeleverd een vals formulier, CMR Vrachtbrief (onder andere bijlage D-37-a) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken en voorhanden hebben en afleveren hierin dat verdachte en zijn mededader dit formulier hebben afgegeven en voorhanden hebben gehad aan/bij (onder andere) [bedrijf] te Nijmegen en bestaande die valsheid hierin dat: op de CMR- vrachtbrief als lading was omschreven: Macaroni, terwijl naast de opgegeven Macaroni in werkelijkheid in die lading onder andere (onveraccijnsde) sigaretten aanwezig waren zulks terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik; 2B. (met betrekking tot gebruik vrachtbrief 20/ 21 april) hij in de periode 20 april 2004 tot en met 21 april 2004, te Dover opzettelijk gebruik heeft gemaakt en heeft doen gebruikmaken van een vals formulier, CMR Vrachtbrief (onder andere bijlage D/004) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte dit formulier heeft afgegeven en voorhanden heeft gehad aan/bij de Britse Autoriteiten te Dover, en bestaande die valsheid hierin dat: op de CMR- vrachtbrief als lading was omschreven: Petit Pain (D/004), terwijl naast de opgegeven Petit Pain in werkelijkheid in die lading onder andere (onveraccijnsde) sigaretten aanwezig waren zulks terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik; 3. hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot en met 7 mei 2004 te Aken, tezamen en in vereniging met anderen, een hoeveelheid geld heeft omgezet terwijl hij, en zijn mededaders wisten dat bovengenoemd geld - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf; 4 subsidiair hij op 13 januari 2004 en 27 januari 2004, te Heerlen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen, de Belastingdienst te Heerlen, heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, te weten - Euro 407.245 en - Euro 413.435, hebbende verdachte en/of een (of meer) van zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid - formulieren, te weten verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting ingeleverd (bijlage proces-verbaal Fiod-Ecd Arnhem, nummer 30144, D-1 en D-4) en welke formulieren vals, onjuist, waren, welke valsheid en onjuistheid hierin bestond dat op /deze formulieren telkens in strijd met de waarheid is aangegeven dat: - de verzoeker [verdachte] inwoner was van Frankrijk en/of woonachtig was aan 12 Place Marcellin Berthelot 75005 Paris en - deze formulieren waren afgestempeld en behandeld door de bevoegde buitenlandse autoriteit(en) te Parijs (Frankrijk) en - door of namens verzoeker [verdachte] bij de verzoeken zijn bijgevoegd dividendnota's, te weten van Dexia en/of Stadtsparkasse Düsseldorf en - verzoeker eigenaar/vruchtgebruiker was van (Nederlandse) effecten en dat teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting wordt verzocht met betrekking tot vermelde inkomsten en - de effecten zich bevonden bij Dexia Securities Services waardoor de Belastingdienst te Heerlen werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; 5. hij op 13 januari 2004 en 27 januari 2004, te Heerlen, tezamen en in vereniging met anderen, telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse formulieren, "verzoek om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting" (bijlage D-1 en D-4) en dividendnota's onder meer van Dexia en Stadtsparkasse Düsseldorf, (bijlage D-3a t/m D-3e en D-6a t/m D-6d) - zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of haar mededaders bedoelde formulieren, houdende verzoeken om gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse dividendbelasting met dividendnota's aan de Belastingdienst, Afdeling Buitenland te Heerlen hebben doen toekomen, op welke formulieren vals stond aangegeven dat: - deze verzoeken tot gedeeltelijke vrijstelling of teruggaaf van Nederlandse Dividendbelasting door de bevoegde buitenlandse autoriteiten (te Frankrijk) zijn afgegeven en behandeld en afgestempeld - de dividendnota's door of namens de ondernemingen Dexia en Stadtsparkasse Düsseldorf zijn opgemaakt en afgegeven zulks terwijl hij, verdachte, wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik; 6. hij in de periode van 1 juli 2001 tot en met 16 juni 2004 in Nederland opzettelijk heeft leidinggegeven aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande uit onder meer hem, verdachte, en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (onder meer) meermalen smokkelen van sigaretten (feit 1) en het plegen van valsheid in geschrift (feit 2 en 5) en het meermalen witwassen van geldbedragen (feit 3); Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die, onder meer, zijn vervat in de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen. Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van feit 1: Medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 (oud) van de Wet op de accijns opgenomen verbod, en medeplegen van opzettelijke overtreding van een in artikel 5 van de Wet op de accijns opgenomen verbod, meermalen gepleegd. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 97 van de Wet op de accijns in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 2A: Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 225 in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 2B: Het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 3: Medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 420bis in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 4 subsidiair en feit 5: De voortgezette handeling van het medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor zodanig gebruik, meermalen gepleegd en medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd. De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij de artikelen 225 en 326 in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 6: Leiding geven aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 21 juni 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat verdachte geen zodanig gevaar voor de maatschappij vormt dat hij gedurende zo lange tijd als door de officier van justitie gevorderd, uit de samenleving verwijderd moet worden. De raadsman verzoekt voorts bij vonnis te bepalen dat de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover die in een penitentiaire inrichting ten uitvoer zal worden gelegd, niet ten uitvoer te leggen dan na overleg met de kinderarts, waar de dochter van verdachte in behandeling is. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank. Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de Officier van Justitie is gevorderd en door de verdediging is bepleit, nu de aard en de ernst van het bewezenverklaarde als hierna omschreven, mede gelet op de persoon van de verdachte, onvoldoende in de eis van de officier van justitie en in het standpunt van de verdediging tot uitdrukking komen. Verdachte heeft gedurende een lange periode leiding gegeven aan een organisatie die zich bezighield met de grootscheepse illegale invoer en doorvoer van sigaretten die niet in de Nederlandse accijnswetgeving waren betrokken. Daarvoor maakte hij gebruik van de diensten van [medeverdachte 3] als zijn rechterhand, chauffeurs voor het vervoeren van de ladingen zoals [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] en mensen op de werkvloer waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 7]. Voor wat betreft de sigaretten die vermoedelijk uit Oostenrijk via Duitsland in Nederland werden gebracht verzorgde [medeverdachte 4] de volledige afzet en onderhield zij een grootschalig net van afnemers. Uit het dossier blijkt dat minstens 17 miljoen sigaretten op die wijze aan de man zijn gebracht. Daarnaast werden - eveneens op grootschalige wijze en over langere tijd – sigaretten waarover geen Nederlands accijns was geheven, uit Polen via Nederland naar Engeland vervoerd, een en ander met behulp van valse papieren en in Nederland aangebrachte dekladingen. Het door de Staat geleden nadeel alleen al als gevolg van de binnengesmokkelde sigaretten bestemd voor de binnenlandse markt kon daardoor oplopen tot een bedrag van meer dan 3 miljoen euro. De enorme geldstromen die over langere tijd door verdachte en zijn medeverdachten zijn witgewassen verschaffen een beeld van de maatschappelijk schade die door de activiteiten, waaraan verdachte leiding gaf en die puur zijn ingegeven door zucht naar geldelijk gewin, is veroorzaakt en de buitensporig hoge winsten die door verdachte moeten zijn gegenereerd. De rechtbank neemt daarbij mede in ogenschouw dat bedoelde organisatie niet schuwde om geweld te gebruiken om deelnemers aan zich te binden. Het feit dat er thans ten laste van verdachte nieuwe documentatie openstaat met vermelding van soortgelijke feiten geeft voeding aan de veronderstelling dat verdachte zich ook recentelijk nog niet van dit soort activiteiten heeft gedistantieerd. Voorts heeft de rechtbank bewezen geacht dat verdachte samen met [medeverdachte], die aldaar werkzaam was, en daarbij gebruikmakend van de sleutelpositie die die [medeverdachte] aldaar bekleedde, de Belastingsdienst voor zeer grote bedragen heeft opgelicht op een even effectieve als doortrapte wijze, die uiteindelijk slechts aan het licht kon komen omdat verdachte in zijn zucht naar geldelijk gewin valselijk buitensporig hoge bedragen als zogenaamd te verrekenen dividendbelasting terugvorderde. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een geldboete opleggen omdat het niet anders kan zijn dan dat verdachte maximaal heeft geprofiteerd van voornoemde geldstromen, waarbij tevens bedacht dient te worden dat de hierdoor ontstane maatschappelijke verliezen vele malen hoger zijn. Nu de rechtbank ook heeft moeten vaststellen dat verdachte ten tijde van het onderzoek op geen enkele wijze openheid van zaken heeft verschaft over de hem verweten activiteiten en zijn rol in de organisatie, komt de rechtbank tot de navolgende straf. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de verdediging bepleit, nu de rechtbank komt tot bewezenverklaring van de aan verdachte tenlastegelegde feiten. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Bij de vaststelling van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte in een mate waarin dat nodig wordt geacht met het oog op een passende bestraffing van verdachte. 11.3 Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 6.00 PAL Voedings- en genotsmiddelen MACARONI, T7C54 t/m C59 Macaroni, dient te worden verbeurdverklaard. Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dat voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dat voorwerp de feiten zijn begaan. 11.4 Onttrekking aan het verkeer. De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten: 1 1.00 STK Sigaret MARLBORO (L1A1 t/m A30) Betreft 8.000.000 stuks 1 1.00 STK Sigaret SOVEREIN Classic, P20300045893 Betreft 862.800 stuks dient te worden onttrokken aan het verkeer. De rechtbank beschouwt voornoemde voorwerpen als een geheel van voorwerpen die vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan, terwijl die voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. 12. Toepasselijke wetsartikelen. Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57, 91, 140, 225, 326, 420bis. Wet op de accijns art. 5(oud) 5, 97. BESLISSING De rechtbank: Verklaart de dagvaarding met betrekking tot het onder 3 tenlastegelegde partieel nietig (“van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij”) en verklaart de dagvaarding met betrekking tot het onder 4 primair tenlastegelegde eveneens nietig; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2A, 2B, 3, 4 subsidiair, 5 en 6 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaar; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van € 1.000.000,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 1 jaar; verklaart verbeurd 2 6.00 PAL Voedings- en genotsmiddelen MACARONI, T7C54 t/m C59 Macaroni (deklading); verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 1.00 STK Sigaret MARLBORO (L1A1 t/m A30) Betreft 8.000.000 stuks; 1 1.00 STK Sigaret SOVEREIN Classic, P20300045893 Betreft 862.800 stuks.---- Vonnis gewezen door mrs. L.J.A. Crompvoets, C.M.W. Nobis en E.P.J. Rutten, rechters, van wie mr. E.P.J. Rutten, voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 11 juli 2006.