
Jurisprudentie
AY3646
Datum uitspraak2006-07-05
Datum gepubliceerd2006-07-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603111/1 en 200603111/2
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-07-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200603111/1 en 200603111/2
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 3 januari 2006 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een schietinrichting op het adres [locatie] te [plaats] afgewezen.
Uitspraak
200603111/1 en 200603111/2.
Datum uitspraak: 5 juli 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 januari 2006 heeft verweerder een verzoek van appellant om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een schietinrichting op het adres [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 21 maart 2006, verzonden op 23 maart 2006, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 25 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 25 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 mei 2006, waar appellant in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Truijen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Bij besluit van 5 juli 2005 heeft verweerder met toepassing van artikel 8.23 van de Wet milieubeheer de voorschriften, verbonden aan de bij besluit van 16 februari 1982 voor de inrichting verleende vergunning alsmede aan de besluiten van 18 februari 2004 en 14 juli 2004 tot wijziging van de voorschriften, ingetrokken en nieuwe voorschriften aan de vergunning van 16 februari 1982 verbonden. Appellant heeft bij brief van 28 oktober 2005 verzocht om toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen, omdat volgens hem verschillende van de bij besluit van 5 juli 2005 aan de vergunning verbonden voorschriften werden overtreden.
Bij uitspraak van 21 juni 2006 in zaak no. 200505134/1 heeft de Afdeling het besluit van 5 juli 2005 vernietigd. Verweerder kan derhalve niet meer besluiten tot toepassing van bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen ter handhaving van de bij dat besluit vastgestelde voorschriften. Nu hetgeen appellant met zijn beroep beoogt te bereiken niet meer kan worden bereikt, is de Afdeling van oordeel dat appellant geen processueel belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II. wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Heijerman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juli 2006
255-483.

