Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY3941

Datum uitspraak2006-07-07
Datum gepubliceerd2006-07-14
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/541801-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte is na het nuttigen van teveel alcoholische dranken een personenauto gaan besturen, ten gevolge waarvan hij zijn personenauto niet meer onder controle heeft weten te houden en derhalve op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan anderen zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen. De rechtbank verwerpt het door de raadsman gevoerde bewijsverweer ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde, nu uit de bewijsmiddelen voldoende blijkt dat dit feit wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. De rechtbank veroordeelt verdacht tot een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen. Zij ontzegt ver-dachte ter zake van het bewezen-ver-klaar-de de bevoegdheid motorrijtuigen te bestu-ren voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/541801-05 Uitspraak d.d.: 7 juli 2006 Tegenspraak / dnip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [postcode, woonplaats], [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2006. De tenlastelegging Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 15 mei 2005 in de gemeente Aalten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig, heeft gereden over de weg, (de Varsseveldsestraatweg) terwijl de omstandigheden als volgt waren: -hij, verdachte, had (kort) voor het ongeval een (grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank genuttigd, en/of -de rijbaan had een breedte van (ongeveer) 5,9 meter en voornoemde rijbaan was verdeeld in twee rijstroken door middel van een dubbele onderbroken streep en/of -ter plaatse gold voor hem, verdachte, een maximum snelheid van 80 kilometer per uur en/of -ter plaatse bevond zich, gelet op de rijrichting van hem, verdachte, een (flauwe) bocht naar rechts. Hij heeft zich toen daar, gelet op voornoemde omstandigheden, zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend -niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer besteed die van hem, verdachte, werd vereist, immers heeft hij, verdachte, niet voldoende rechts gehouden, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig rijdend en of glijdend en/of remmend geheel of gedeeltelijk op de rijstrook voor tegemoetkomend (auto)verkeer, terecht is gekomen, op een moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende (personen)auto (kort) genaderd was, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden in het gezicht en/of een hersenschudding en/of oorsuizen en/of een gebroken neus en/of een scheur aan de binnenzijde van de neus en/of een gekneusd borstbeen en/of zenuwletsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere, althans één bloeding(en) in de hersenstam en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994; art 175 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 art 6 Wegenverkeerswet 1994 ALTHANS, dat hij op of omstreeks 15 mei 2005 in de gemeente Aalten als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist, althans redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan -al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof- de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht; art 8 lid 1 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994 en/of hij op of omstreeks 15 mei 2005 in de gemeente Aalten als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Varsseveldsestraatweg, -niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed die van hem, verdachte, werd vereist, immers heeft hij, verdachte, niet voldoende rechts gehouden, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig rijdend en of glijdend en/of remmend geheel of gedeeltelijk op de rijstrook voor tegemoetkomend (auto)verkeer, terecht is gekomen, op een moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende (personen)auto (kort) genaderd was, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, (vervolgens) tegen een tegemoetkomende auto bestuurd door [slachtoffer 3] is gebotst en/of aangereden en/of aangegleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; art 5 Wegenverkeerswet 1994 Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat: hij op 15 mei 2005 in de gemeente Aalten, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig, heeft gereden over de weg, (de Varsseveldsestraatweg) terwijl de omstandigheden als volgt waren: -hij, verdachte, had kort voor het ongeval een (grote) hoeveelheid alcoholhoudende drank genuttigd en -de rijbaan had een breedte van (ongeveer) 5,9 meter en voornoemde rijbaan was verdeeld in twee rijstroken door middel van een dubbele onderbroken streep en -ter plaatse gold voor hem, verdachte, een maximum snelheid van 80 kilometer per uur en -ter plaatse bevond zich, gelet op de rijrichting van hem, verdachte, een flauwe bocht naar rechts. Hij heeft zich toen daar, gelet op voornoemde omstandigheden, zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer onvoorzichtig en onoplettend -niet voortdurend de aandacht aan de weg en aan het verkeer besteed die van hem, verdachte, werd vereist, immers heeft hij, verdachte, niet voldoende rechts gehouden, waarbij en waardoor hij, verdachte, vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig rijdend en/of remmend geheel of gedeeltelijk op de rijstrook voor tegemoetkomend (auto)verkeer, terecht is gekomen, op een moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto kort genaderd was, waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten snijwonden in het gezicht en een hersenschudding en oorsuizen en een gebroken neus en een scheur aan de binnenzijde van de neus en een gekneusd borstbeen en zenuwletsel werd toegebracht en waardoor [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere, althans één bloeding(en) in de hersenstam en een hersenschudding werd toegebracht, zulks terwijl hij, verdachte, verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994. Bewijsverweer Ten aanzien van het onder primair tenlastegelegde heeft de raadsman van verdachte aangevoerd, dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat volgens de raadsman niet uit het dossier is gebleken dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat het ongeval aan zijn schuld te wijten is. Tevens is volgens de raadsman niet gebleken dat verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in het onderliggende dossier voldoende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, aanwezig zijn om tot wettig en overtuigend bewijs van het tenlastegelegde te komen. De verdediging heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Uit de verklaringen van de [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat de verdachte zich op het moment van het ongeval deels op de verkeerde weghelft bevond. De getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] verklaren daarnaast tevens dat de verdachte voor het ongeval meer dan de toegestane hoeveelheid bier heeft genuttigd. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor anderen zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden – met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd – op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij na het nuttigen van teveel alcoholische dranken een personenauto is gaan besturen, ten gevolge waarvan hij zijn personenauto niet meer onder controle heeft weten te houden en derhalve op de verkeerde weghelft terecht is gekomen, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan anderen ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen. De rechtbank acht voorts een deels voorwaardelijke ontzegging op zijn plaats is, teneinde de verdachte er van te weerhouden opnieuw aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag te vertonen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlas-tegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt ver-dachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte straf-baar. Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: - een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen. Ontzegt ver-dachte ter zake van het bewezen-ver-klaar-de de bevoegdheid motorrijtuigen te bestu-ren voor de duur van 21 maanden. Bepaalt, dat deze van deze bijkomende straf een gedeelte groot 7 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech-ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitge-sproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2006.