Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY4124

Datum uitspraak2006-07-18
Datum gepubliceerd2006-07-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830072-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De psycholoog die verdachte heeft onderzocht twijfelt of verdachte voldoende lijdensdruk ervaart om een behandeling van zijn verslaving te voltooien. De rechtbank deelt deze twijfel. Verdachte heeft weliswaar enig ziektebesef, maar ziet zichzelf niet als een verslaafde aan roesmiddelen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte hier blijk van gegeven. “Als ik echt verslaafd was, zou ik nog agressiever zijn”, aldus de verdachte. De rechtbank acht het daarom weinig zinvol de verdachte in het kader van een voorwaardelijke vrijheidsstraf een langdurige en intensieve behandeling in een verslavingskliniek te laten ondergaan. Indien het verdachte werkelijk ernst is zijn leven weer op de rails te krijgen zal hij dat op eigen initiatief moeten doen. Hij kan daar reeds tijdens zijn detentie een begin mee maken.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1982, wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 4 juli 2006. De verdachte/veroordeelde is verschenen, bijgestaan door mr. E.J.P. Cats, advocaat te Emmen. De officier van justitie mr. J.L. van den Broek acht hetgeen onder 1., 2. primair, 3. en 4. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: tien maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest en niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] in zijn vordering nu deze vordering onvoldoende onderbouwd is. Voorts vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van vier maanden gevangenisstraf die op 3 mei 2005 aan de veroordeelde voorwaardelijk is opgelegd door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 16 maart 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk meerdere (3) (personen)auto's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; 2. hij op of omstreeks 15 maart 2006 in de gemeente Emmen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft hij, verdachte, - voornoemde [naam slachtoffer] om geld gevraagd en/of - (haar daarbij) met een stang van een kapotte tafel, althans een tafelpoot, in elk geval een hard (metalen) voorwerp meermalen tegen het lichaam geslagen, en/of - (haar) tegen het lichaam gestompt en/of geslagen, en/of - (vervolgens) meerdere ruiten van de woning van voornoemde [naam slachtoffer] vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 15 maart 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen, althans eenmaal met een stang van een kapotte tafel, althans een tafelpoot, in elk geval een hard (metalen) voorwerp, tegen het lichaam heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal (met de vuist) tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 3. hij op of omstreeks 15 maart 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten door middel van bruikleen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 4. hij op of omstreeks 23 januari 2006 in de gemeente Emmen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden, je moet de komende dagen goed om je heen kijken, want ik ga je neersteken" en/of "Ik schiet je dwars door je hoofd heen, als je het gemeentehuis verlaat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. TEN AANZIEN VAN DE VOORVRAGEN Onder 2. primair is gepoogd verdachte, samengevat, ten laste te leggen dat hij heeft geprobeerd [naam slachtoffer] af te persen. Het tenlastegelegde ontbeert echter in het kwalificatieve gedeelte (vóór: immers heeft hij, verdachte) de omschrijving van het strafbare feit dat verdachte gepoogd zou hebben te plegen, maar waarvan de uitvoeringshandelingen in het feitelijke gedeelte (na: immers heeft hij, verdachte,) niettemin nader zijn uitgewerkt. Dit maakt het onder 2. primair tenlastegelegde onleesbaar (obscuur libel). De dagvaarding is op dit primaire onderdeel dan ook nietig. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 16 maart 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk en wederrechtelijk personenauto's, toebehorende aan [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde], heeft beschadigd; 2. hij op 15 maart 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]), meermalen met de vuist tegen het lichaam heeft gestompt en geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden; 3. hij op 15 maart 2006 in de gemeente Emmen opzettelijk een mobiele telefoon, toebehorende aan [naam benadeelde], welk goed verdachte anders dan door misdrijf, te weten door middel van bruikleen, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 4. hij op 23 januari 2006 in de gemeente Emmen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik ga je vermoorden, je moet de komende dagen goed om je heen kijken, want ik ga je neersteken" en "Ik schiet je dwars door je hoofd heen, als je het gemeentehuis verlaat". De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd; onder 2. subsidiair: mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht; onder 3.: verduistering, strafbaar gesteld bij artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht, en onder 4.: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 16 juni 2006, opgemaakt door G. de Jong, forensisch psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: er is bij betrokkene sprake van een ziekelijke stoornis in de zin van misbruik van alcohol en cocaïne en een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en antisociale kenmerken en een lacunair functionerend geweten. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Op basis van de genoemde stoornis zag betrokkene de wederrechtelijkheid van zijn handelen ten tijde van het tenlastegelegde onvoldoende in; hij wist echter dat gebruik van roesmiddelen in zijn geval leidt tot vergaand agressief-grensoverschrijdend gedrag en derhalve moet hij als volledig toerekeningsvatbaar met betrekking tot het tenlastegelegde worden beschouwd. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde volledig aan de verdachte kan worden toegerekend. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 22 maart 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur geboden is. De psycholoog die verdachte heeft onderzocht twijfelt of verdachte voldoende lijdensdruk ervaart om een behandeling van zijn verslaving te voltooien. De rechtbank deelt deze twijfel. Verdachte heeft weliswaar enig ziektebesef, maar ziet zichzelf niet als een verslaafde aan roesmiddelen. Ook ter terechtzitting heeft verdachte hier blijk van gegeven. "Als ik echt verslaafd was, zou ik nog agressiever zijn", aldus de verdachte. De rechtbank acht het daarom weinig zinvol de verdachte in het kader van een voorwaardelijke vrijheidsstraf een langdurige en intensieve behandeling in een verslavingskliniek te laten ondergaan. Indien het verdachte werkelijk ernst is zijn leven weer op de rails te krijgen zal hij dat op eigen initiatief moeten doen. Hij kan daar reeds tijdens zijn detentie een begin mee maken. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht, nu een aankoopbon van de door [naam benadeelde partij] aangeschafte Samsung D600 telefoon niet is overgelegd, het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd. [Naam benadeelde partij] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven de benadeelde partij schadeloos te willen stellen. Een veroordeling daartoe is om civielrechtelijke redenen niet mogelijk. [Naam benadeelde partij] kan echter, zoals hierboven is aangegeven, een civiele procedure tegen verdachte beginnen. Het zou verdachte sieren als hij [naam benadeelde partij] deze rechtsgang bespaart en hem alsnog volledig schadeloos stelt. VORDERING TENUITVOERLEGGING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING ONDER PARKETNUMMER 19/830048-05 De officier van justitie heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bij vonnis van 3 mei 2005 gestelde bijzondere voorwaarden. Inderdaad blijkt uit het afloopbericht toezicht van 15 mei 2006 van Reclassering Nederland dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering en dat voortzetting van het contact niet langer mogelijk en gewenst is. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de aanwijzingen van de reclassering aan de veroordeelde tevens inhouden dat de veroordeelde zich gedurende het contact met de reclassering niet opnieuw aan een strafbaar feit mag schuldig maken. Veroordeelde heeft dat echter wel gedaan en heeft zich dus niet gehouden aan de in het vonnis van 3 mei 2005 gestelde bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, Arrondissement Assen zolang deze instelling zulks nodig oordeelt. De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie dan ook toewijsbaar nu de veroordeelde, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de rechtbank Assen d.d. 3 mei 2005, zich tijdens de gestelde proeftijd niet heeft gehouden aan de bij voormeld vonnis gestelde bijzondere voorwaarde. De veroordeelde heeft zich tijdens de proeftijd immers opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14g, 14h, 14i, 14j, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart de dagvaarding met betrekking tot het onder 2. primair aan de verdachte tenlastegelegde nietig. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. subsidiair, 3. en 4. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van ACHT MAANDEN. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank bepaalt dat [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn civiele vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat [naam benadeelde partij] en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830048-05: De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 3 mei 2005 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden. Dit vonnis is gewezen door J.J. Schoemaker, voorzitter, en mr. J.M. Münzebrock en mr. M.R.M. Beaumont, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 juli 2006.-