Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY4215

Datum uitspraak2006-07-12
Datum gepubliceerd2006-07-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200604324/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 19 mei 2006 heeft verweerder afwijzend beslist op een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een inrichting gelegen aan de Grevelingenstraat 16 en de Schenge 6-8 te Middelburg.


Uitspraak

200604324/1. Datum uitspraak: 12 juli 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Middelburg, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 19 mei 2006 heeft verweerder afwijzend beslist op een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot een inrichting gelegen aan de Grevelingenstraat 16 en de Schenge 6-8 te Middelburg. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Bij brief van 12 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 13 juni 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juli 2006, waar geen der partijen is verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Bij besluit van 28 maart 2000 is krachtens de Wet milieubeheer ten behoeve van de onderhavige inrichting vergunning verleend. 2.2.    Verzoeker voert aan geluidhinder te ondervinden vanwege de onderhavige inrichting. Hij betoogt in dit verband dat werkzaamheden plaatsvinden buiten de vergunde bedrijfstijden, dat deuren hard worden dichtgeslagen, dat onnodige overlast wordt veroorzaakt bij het aan- en afrijden van grasmaaiers en bedrijfswagens, en dat de compressor in de wasstraat wordt gebruikt terwijl de deur geopend is. Voorts betoogt verzoeker rookhinder te ondervinden van een afvoerpijp en lichthinder ten gevolge van drie ramen aan de achterzijde van de loods. Verzoeker vreest daarnaast dat zijn veiligheid in gevaar wordt gebracht vanwege de opslag van gevaarlijke stoffen binnen de inrichting. Tot slot stelt verzoeker dat in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften sprake is van de verspreiding van spuitnevel buiten de inrichting ten gevolge van het gebruik van de wasstraat. 2.3.    Verweerder heeft op basis van verscheidene controleverslagen gesteld dat geen overtredingen zijn geconstateerd van de bij besluit van 28 maart 2000 verleende vergunning en de daaraan verbonden voorschriften. Het is de Voorzitter niet gebleken dat verweerder zich ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld. Gelet hierop was verweerder niet bevoegd om handhavend op te treden. Hij heeft het verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen derhalve terecht afgewezen.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Kuipers Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2006 271-415.