Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY4226

Datum uitspraak2006-07-19
Datum gepubliceerd2006-07-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200509185/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 1 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (hierna: het college) het verzoek van appellant om medewerking te verlenen (en daarmee rekening te houden in het ontwerpbestemmingsplan) aan het splitsen van het perceel kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie […], nrs. […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) in twee percelen en aan de afgesplitste kavel een woonbestemming toe te kennen, afgewezen.


Uitspraak

200509185/1. Datum uitspraak: 19 juli 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak no. GEMWT 04/1630 van de rechtbank Alkmaar van 2 september 2005 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Hoorn. 1.    Procesverloop Bij besluit van 1 april 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hoorn (hierna: het college) het verzoek van appellant om medewerking te verlenen (en daarmee rekening te houden in het ontwerpbestemmingsplan) aan het splitsen van het perceel kadastraal bekend gemeente Hoorn, sectie […], nrs. […], plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) in twee percelen en aan de afgesplitste kavel een woonbestemming toe te kennen, afgewezen. Bij besluit van 13 juli 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 2 september 2005, verzonden op 23 september 2005, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en gelast dat het college het besluit van 1 april 2004 intrekt en het verzoek van appellant van 19 februari 2004 binnen 14 dagen na de verzending van de uitspraak alsnog doorzendt aan de gemeenteraad van Hoorn. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 november 2005, bij de Raad van State ingekomen op 4 november 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 15 december 2005 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juni 2006, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. L.A.A. van Wakeren, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.     Ter zitting is vast komen te staan dat appellant zijn verzoek van 19 februari 2004 om medewerking te verlenen (en daarmee rekening te houden in het ontwerpbestemmingsplan) aan het splitsen van het perceel in twee percelen en aan de afgesplitste kavel een woonbestemming toe te kennen, op 12 december 2005 heeft ingetrokken. 2.2.    Gelet op het vorenstaande heeft het college ter zitting terecht betoogd dat appellant niet langer belang heeft bij beoordeling van zijn hoger beroep. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende schade, waarin zodanig belang kan zijn gelegen. Dat appellant het verschuldigde griffierecht heeft betaald, is onvoldoende om procesbelang aan te nemen. 2.3.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat. w.g. Bijloos    w.g. Steinebach-de Wit Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2006 328-494.