Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY4844

Datum uitspraak2006-07-19
Datum gepubliceerd2006-07-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers10/821710-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte is als bestuurder van een auto, terwijl hij zwaar onder invloed van alcohol verkeerde, over een doorgetrokken streep gereden, op de verkeerde weghelft terechtgekomen en ingereden op een tegemoetkomende auto, te weten een Suzuki. Deze Suzuki is na de aanrijding in de slip geraakt, waardoor deze auto gekanteld op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en in botsing is gekomen met een andere auto, een Nissan. Verdachte is, nadat hij de Suzuki had aangereden, op de verkeerde weghelft vervolgens frontaal tegen een andere auto, een Volkswagen gebotst. De twee inzittenden van de Suzuki zijn overleden en de bestuurder van de Volkswagen heeft zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) jaren en ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (VIJF) jaren met aftrek op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.


Uitspraak

Parketnummer: 10/821710-05 Datum uitspraak: 19 juli 2006 Tegenspraak VONNIS van de RECHTBANK ROTTERDAM, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: (naam verdachte), geboren op (geboortedatum) 1973 te (geboorteplaats), ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie op het adres (adres en woonplaats verdachte), raadsman mr. G.E. van der Pols, advocaat te Rotterdam. ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2006 en 5 juli 2006. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Van de dagvaarding is een kopie, aangeduid als A1 tot en met A4, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis. EIS OFFICIER VAN JUSTITIE De officier van justitie mr. Koppert heeft gerequireerd tot: - bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde; - veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, alsmede tot ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaar, met aftrek. BEWEZENVERKLARING Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat: hij op 6 december 2005 te Dirksland als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee onvoorzichtig, onachtzaam en met grove verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Provinciale weg N 215; welke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid hierin heeft bestaan dat hij (verdachte) toen daar, terwijl, - voornoemde weg was gelegen buiten de bebouwde kom en de toegestane maximumsnelheid voor motorvoertuigen ter plaatse was bepaald op 80 km/uur, - voornoemde weg bestond uit één rijbaan, bestemd voor verkeer gaande in twee tegengestelde rijrichtingen, - tussen beide rijstroken van voornoemde weg een doorgetrokken streep in het wegdek was aangebracht, - bestuurders verplicht waren zoveel mogelijk rechts te houden, - bestuurders van twee voertuigen (personenauto, Suzuki en bedrijfsauto, Volkswagen) rijdend op dezelfde weg en op de voor hen bestemde rijstrook hem (verdachte) tegemoet kwamen, - de bestuurder van een personenauto (Nissan) achter het door hem (verdachte) bestuurde voertuig reed, gaande in dezelfde richting als hij (verdachte), - hij (verdachte) verkeerde in een toestand als bedoeld in de laatste alinea van dit ten laste gelegde feit, waardoor gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van het door hem (verdachte) bestuurde voertuig, en/of gevaar bestond voor het niet voortdurend in staat zijn die handelingen te verrichten die van hem werden vereist, hij (verdachte) heeft gereden op de Provinciale weg N 215, gaande in de richting van Melissant, en gekomen (om en na)bij hectometerpaal 17.0, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en is uitgeweken en die tussen de rijstroken van de provinciale weg N 215 gelegen doorgetrokken streep heeft overschreden en op de weghelft voor het hem (verdachte) tegemoetkomende verkeer is terecht gekomen, zulks op een moment dat voornoemde hem (verdachte) tegemoetkomende en op hun eigen weghelft rijdende voertuigen (Suzuki en Volkswagen) zeer dicht waren genaderd, zijnde er toen diverse botsingen/aanrijdingen ontstaan; - met het door hem (verdachte) bestuurde voertuig frontaal op voornoemde Suzuki is gebotst, - voornoemde Suzuki als gevolg van eerstgenoemde botsing/aanrijding in een slip is geraakt en kantelend op de andere weghelft terecht is gekomen, alwaar een botsing/aanrijding ontstond met die aanvankelijk achter hem (verdachte) rijdende Nissan, waarna die Suzuki op het dak in de berm terecht is gekomen, - na eerstgenoemde botsing/aanrijding (met de Suzuki) op de weghelft voor het hem tegemoetkomende verkeer is doorgereden en daar min of meer frontaal op voornoemde op zijn eigen weghelft rijdende Volkswagen is gebotst, waarna voornoemde Volkswagen in de berm tot stilstand is gekomen, aldus heeft hij (verdachte) zich als verkeersdeelnemer zodanig gedragen dat aan zijn schuld te wijten verkeersongevallen hebben plaatsgevonden; door die verkeersongevallen werden de inzittenden van die Suzuki, genaamd (naam slachtoffer 1) en (naam slachtoffer 2) gedood en de bestuurder van die Volkswagen, genaamd (naam slachtoffer 3), zwaar lichamelijk letsel toegebracht (te weten: onder meer een breuk van het rechter dijbeen en gescheurde kruisbanden van de rechter knie), zulks onder de strafverzwarende omstandigheid: dat hij (verdachte) toen daar dat motorvoertuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat het alcoholgehalte van zijn (verdachtes) adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8 tweede lid aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 710 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn; Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. BEWIJSMOTIVERING De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen. De raadsman van verdachte heeft de vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Uit de zich in het dossier bevindende verklaringen van de getuigen is geen eenduidige toedracht van het ongeval af te leiden. Mitsdien kan niet worden geconcludeerd dat verdachte de doorgetrokken streep heeft overschreden en geheel of gedeeltelijk op de weghelft van het voor hem tegemoet komend verkeer is terechtgekomen. Er is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank verwerpt dit verweer. De toedracht van het ongeval is inmiddels in voldoende mate komen vast te staan. Op grond van de ter zitting en bij de politie afgelegde getuigenverklaringen en het technisch rapport moet worden aangenomen dat verdachte met zijn auto de doorgetrokken streep heeft overschreden en op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer in botsing is gekomen met twee auto’s. Door aldus te handelen heeft verdachte onvoorzichtig, onachtzaam en met grove verwaarlozing van de geboden zorgvuldigheid gehandeld, zodat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994. STRAFBAARHEID FEITEN De bewezen feiten leveren op: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige aan dit feit verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd, en, overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige aan dit feit verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. De feiten zijn strafbaar. STRAFBAARHEID VERDACHTE De verdachte is strafbaar. STRAFMOTIVERING De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is als bestuurder van een auto, terwijl hij zwaar onder invloed van alcohol verkeerde, over een doorgetrokken streep gereden, op de verkeerde weghelft terechtgekomen en ingereden op een tegemoetkomende auto, te weten een Suzuki. Deze Suzuki is na de aanrijding in een slip geraakt, waardoor deze auto gekanteld op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en in botsing is gekomen met een andere auto, een Nissan. Verdachte is, nadat hij de Suzuki had aangereden op de verkeerde weghelft vervolgens frontaal tegen een andere auto, een Volkswagen gebotst. Het handelen van verdachte heeft onherstelbare gevolgen gehad. De twee inzittenden van de Suzuki zijn overleden en de bestuurder van de Volkswagen heeft zwaar lichamelijk letsel, onder meer een breuk van het dijbeen en ontwrichting van de knie, opgelopen. Verdachte heeft door zijn handelen aan de nabestaanden van de dodelijke slachtoffers onvoorstelbaar en welhaast ontroostbaar verdriet toegebracht. Voorts heeft het zwaar gewonde slachtoffer ernstig lichamelijk letsel en pijn moeten ervaren. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij een auto is gaan besturen, nadat hij een aanzienlijke hoeveelheid alcohol had gedronken. Uit het Justitieel Documentatieregister van verdachte, d.d. 19 juni 2006, blijkt dat hij eerder, zij het lang geleden, met justitie in aanraking is geweest ter zake van rijden onder invloed. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en een onvoorwaardelijke rijontzegging van langere duur op zijn plaats zijn. De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf acht de rechtbank, in aanmerking genomen de straffen die in vergelijkbare gevallen zijn opgelegd, te hoog. Alles afwegend wordt na te noemen straffen passend en geboden geacht. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN Behalve op de reeds genoemde artikelen, is gelet op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen van 175 (oud) en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. BESLISSING De rechtbank: - verklaart bewezen, dat de verdachte de primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij; - stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten; - verklaart de verdachte strafbaar; - veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (DRIE) JAREN; - ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 5 (VIJF) JAREN; - bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit vonnis is gewezen door: mr. Klein Wolterink, voorzitter, en mrs. De Geus en Edgar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Tesselhof griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2006. De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.