Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY4915

Datum uitspraak2006-07-11
Datum gepubliceerd2006-07-25
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6413 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Termijnoverschrijding indienen beroepschrift.


Uitspraak

05/6413 NABW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 12 oktober 2005, 05/2522 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, (hierna: College). Datum uitspraak: 11 juli 2006 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2006. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.A. de Ronde, werkzaam bij de gemeente Arnhem. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 10 mei 2005, verzonden op 23 mei 2005, heeft het College het bezwaar van appellant tegen een besluit op grond van de Wet werk en bijstand ongegrond verklaard. Daarbij heeft het College vermeld dat, binnen zes weken, beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank Arnhem. Bij brief, gedateerd op 4 juli 2005, bij de rechtbank ontvangen op 12 juli 2005, heeft appellant beroep ingesteld tegen het besluit van 10 mei 2005. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt het volgende. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop een besluit op bezwaar door middel van - onder andere - toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Het bestreden besluit is op 23 mei 2005 aan appellant verzonden. De termijn voor indiening van een beroepschrift ving derhalve aan op 24 mei 2005 en eindigde op 4 juli 2005. Bij verzending per post is het beroepschrift tijdig ingediend indien het niet later dan op 11 juli 2005 door de rechtbank is ontvangen. Vast staat dat de rechtbank het beroepschrift op 12 juli 2005 heeft ontvangen. Derhalve is niet voldaan aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 6:9 van de Awb, waarbij de Raad in het midden kan en zal laten of sprake is geweest van verzending per post. Ten aanzien van een na afloop van de gestelde termijn ingediend beroepschrift blijft ingevolge artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Hetgeen appellant in dit verband heeft aangevoerd bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Gelet op het voorgaande is de Raad van oordeel dat de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad ziet ten slotte geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en C. van Viegen en W.I. Degeling als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.C. Visser als griffier, uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2006. (get.) A.B.J. van der Ham. (get.) R.C. Visser. RB2006