Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5058

Datum uitspraak2006-07-21
Datum gepubliceerd2006-07-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200604840/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 2 juni 2006 heeft verweerder aan verzoekster lasten onder dwangsom opgelegd onder meer wegens overtreding van de voorschriften 12.1 en 12.2, verbonden aan de op 28 maart 1995 krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning, en van voorschrift 4.1.1. uit bijlage 1 bij het Besluit LPG-tankstations.


Uitspraak

200604840/1. Datum uitspraak: 21 juli 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekster], gevestigd te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van Arnhem, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 juni 2006 heeft verweerder aan verzoekster lasten onder dwangsom opgelegd onder meer wegens overtreding van de voorschriften 12.1 en 12.2, verbonden aan de op 28 maart 1995 krachtens de Wet milieubeheer verleende revisievergunning, en van voorschrift 4.1.1. uit bijlage 1 bij het Besluit LPG-tankstations. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 28 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 juli 2006. 2.    Overwegingen 2.1.    Verzoekster betoogt dat verweerder na afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het opleggen van de betwiste lasten onder dwangsom. 2.2.    Bij faxbericht van 12 juli 2006 heeft verweerder aan verzoekster medegedeeld dat de begunstigingstermijn verbonden aan de betwiste lasten onder dwangsom is verlengd tot zes weken na de datum waarop hij op het door haar ingediende bezwaarschrift heeft beslist. 2.3.    Reeds hierom is de Voorzitter van oordeel dat het vereiste spoedeisend belang ontbreekt en ziet de Voorzitter geen grond voor inwilliging van het verzoek. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.T.T. van der Heijde, ambtenaar van Staat. w.g. Drupsteen    w.g. Van der Heijde Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2006 349.