Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5103

Datum uitspraak2006-07-13
Datum gepubliceerd2006-07-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
Zaaknummers18/070525-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ondanks gebreken bij de tenuitvoerlegging is de voortzetting van de ISD-maatregel vereist vanwege de weigerachtige houding van de ISD-gestelde.


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector Strafrecht Parketnummer : 18/070525-04 Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht Beslissing van de rechtbank Groningen, meervoudige raadkamer voor strafzaken, in de zaak van: [naam ISD-gestelde], geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats], thans gedetineerd in PI Noord, PI de Grittenborgh. Procedure: Aan veroordeelde is bij vonnis van 2 december 2004 de ISD-maatregel opgelegd, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Veroordeelde heeft hiertegen op 14 december 2004 hoger beroep ingesteld, welk hoger beroep hij op 22 maart 2005 heeft ingetrokken. Op 24 mei 2006 heeft veroordeelde verzocht om tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel. Veroordeelde is van mening dat de maatregel met onmiddellijke ingang beƫindigd moet worden. Ter terechtzitting zijn gehoord de officier van justitie en de raadsman van veroordeelde, mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen. Beoordeling De raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de wijze van tenuitvoerlegging in strijd is met de artikelen 18a, 18b en 18c van de Penitentiaire Beginselenwet, artikel 3 van de Penitentiaire Maatregel en artikel 5 lid 4 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Daarnaast, zo heeft de raadsman betoogd, is voortzetting van de maatregel door omstandigheden buiten de macht van de veroordeelde gelegen, niet zinvol. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de maatregel. De rechtbank stelt voorop dat er in het kader van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel gebreken zijn geweest. Niet weersproken is onder meer dat pas in een laat stadium ten behoeve van veroordeelde een verblijfsplan is opgesteld en hem programma's zijn aangeboden. Veroordeelde heeft er, naar moet worden aangenomen, evenwel voor gekozen om daartegen niet via de hem daartoe openstaande wegen binnen de inrichting bezwaar of beklag te doen. Uit de door de inrichting verstrekte informatie komt naar voren dat ten behoeve van veroordeelde wel degelijk een verblijfplan is opgesteld en hem programma's zijn aangeboden. Ook blijkt daaruit dat vanuit de inrichting herhaaldelijk is geprobeerd om veroordeelde tot deelname aan de programma's te bewegen. Veroordeelde heeft blijkens de informatie telkens uit eigen beweging zijn deelname gestaakt dan wel in zo geringe mate geparticipeerd dat voortzetting niet zinvol bleek. Veroordeelde heeft herhaaldelijk toezeggingen gedaan om deel te nemen, maar bleek vervolgens niet bereid deze in daden om te zetten. Naar het oordeel van de rechtbank dient veroordeelde dan ook te worden aangemerkt als iemand die weigerachtig is tot deelname. Het feit dat de inrichting in het begin onvoldoende voortvarend te werk is gegaan maakt dit niet anders. Uit de ingebrachte periodieke evaluatie blijkt dat door de houding van veroordeelde in feite niet aan behandeling van diens problematiek is toegekomen. Deze moet worden geacht onveranderd aanwezig te zijn. Wanneer de maatregel zal worden opgeheven is dan ook te verwachten dat dit zal leiden tot ernstige overlast en het onveilig maken van het publiek domein. Nu het beoogde programma niet kan worden gerealiseerd, betrokkene daarin zelf een aandeel heeft en de beoogde strekking van de maatregel, te weten beveiliging van de maatschappij, nog van betekenis is, is de rechtbank van oordeel dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is. Beslissing De rechtbank beslist als volgt: Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is nog immer vereist. Deze beslissing is gegeven door mrs. R.P. van Eerde, voorzitter, M.M. Beije en C.L.B. Kocken, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W. Wassink als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2006. Mr. M.M. Beije was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.