Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5431

Datum uitspraak2006-07-28
Datum gepubliceerd2006-08-02
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4618 AOW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet ongegrond verklaard. Betrokkene heeft verzuimd gronden in te dienen die zien op het verzet.


Uitspraak

05/4618 AOW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2005, 04/1980 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Datum uitspraak: 28 juli 2006 I. PROCESVERLOOP Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 9 december 2005 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard. Tegen de uitspraak van de Raad van 9 december 2005 heeft appellante verzet gedaan. Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 2 juni 2006, waar beide partijen niet zijn verschenen. II. OVERWEGINGEN De uitspraak van de Raad van 9 december 2005 berust hierop, dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald. In het verzetschrift heeft appellante aangegeven dat zij het niet met de uitspraak van de Raad eens is en dat zij voor een ouderdomspensioen in aanmerking wenst te komen. De Raad stelt vast dat appellante in haar verzetschrift geen gronden heeft aangevoerd die zien op het niet tijdig voldoen van het verschuldigde griffierecht. Bij brieven van 12 januari 2006 en 13 februari 2006 heeft de Raad appellante in de gelegenheid gesteld nadere verzetsgronden in te dienen. Appellante heeft hierop gereageerd bij ongedateerde brief, maar deze brief bevat eveneens geen gronden die zien op het verzet. De Raad is derhalve van oordeel dat appellante in verzet geen gronden heeft aangevoerd die afbreuk doen aan de uitspraak waartegen appellante in verzet is gekomen. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.C.T.M. Sonderegger als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2006. (get.) J. Janssen. (get.) M.C.T.M. Sonderegger.