
Jurisprudentie
AY5512
Datum uitspraak2006-08-02
Datum gepubliceerd2006-08-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200510045/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200510045/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 14 september 2004 heeft de gemeenteraad van Coevorden (hierna: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: de WRO) genomen voor alle nog uit te geven gronden in de bestemmingsplannen "Heege-West 2" en "Heege-West 3" te Coevorden.
Uitspraak
200510045/1.
Datum uitspraak: 2 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant] en anderen, wonend respectievelijk gevestigd te [plaatsen],
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/306 BESLU van de rechtbank Assen van 1 november 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
de gemeenteraad van Coevorden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2004 heeft de gemeenteraad van Coevorden (hierna: de gemeenteraad) een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: de WRO) genomen voor alle nog uit te geven gronden in de bestemmingsplannen "Heege-West 2" en "Heege-West 3" te Coevorden.
Bij besluit van 10 februari 2005 heeft de gemeenteraad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 november 2005, verzonden op 1 november 2005, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 7 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 25 januari 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 20 februari 2006 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juli 2005, waar de gemeenteraad, vertegenwoordigd door B. Suk, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
Appellanten zijn, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, kan de gemeenteraad verklaren dat een bestemmingsplan wordt voorbereid (voorbereidingsbesluit).
2.2. Appellanten beogen de gronden in het gebied waarop het voorbereidingsbesluit betrekking heeft te ontwikkelen tot bedrijventerrein. Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de gemeenteraad ten onrechte gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit, omdat daarmee uitsluitend is beoogd haar voornemen te frustreren om ter plaatse bebouwing te verwezenlijken.
2.3. Dit betoog faalt. De gemeenteraad heeft naar aanleiding van een onderzoeksrapport naar de milieurechtelijke en ruimtelijke ordeningsaspecten van de projecten die in de plangebieden worden mogelijk gemaakt overwogen dat moet worden bezien of ten behoeve van de plannen voor de in geding zijnde gronden een milieueffectrapport (verder: MER) moet worden opgesteld. De uitkomst van deze procedure is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan voor de gronden zal worden opgesteld. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit de omstandigheid dat de uitkomsten van de m.e.r.-procedure ten tijde van het nemen van het voorbereidingsbesluit nog niet bekend waren en dat niet vast stond dat daadwerkelijk een nieuw bestemmingsplan zou worden vastgesteld niet volgt dat de bevoegdheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit is aangewend voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Dat het vigerende bestemmingsplan betrekkelijk recent is vastgesteld doet hier niet aan af.
De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat de gemeenteraad zijn bevoegdheid als bedoeld in voornoemd artikel 21, eerste lid, van de WRO niet heeft aangewend voor een ander doel dan waarvoor deze is gegeven.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Langeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2006
317-481.

