Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5536

Datum uitspraak2006-08-02
Datum gepubliceerd2006-08-02
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers86487/FA RK 06-221
Statusgepubliceerd


Indicatie

Adoptie van een Chinese minderjarige die zonder verblijfstatus in Nederland is en bij een Chinese man en zijn (thans Nederlandse) vrouw woont. Aan de gronden voor adoptie is niet voldaan, omdat niet vaststaat dat de adoptanten ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd. Ook aan de voorwaarden voor adoptie is niet voldaan. Zo staat in ieder geval vast dat adoptante niet ten minste achttien jaar ouder is dan het kind. Het staat de rechtbank niet vrij aan deze vereisten voor adoptie voorbij te gaan, nu hetgeen adoptanten met verwijzing naar de artikelen 8 en 12 van het EVRM hebben opgemerkt, mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in haar arrest van 30 juni 2000 (NJ 2001, 103) heeft overwogen en beslist, geen hout snijdt. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat voor adoptanten ook de minder verstrekkende mogelijkheid bestaat om te verzoeken hen met de voogdij over het kind te belasten.


Uitspraak

RECHTBANK TE ALKMAAR Sector civiel recht zaak- en rekestnummer: 86487/FA RK 06-221 datum: 2 augustus 2006 Beschikking van de meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken in de zaak van: [adoptant], en [adoptante], echtelieden en verzoekers, beiden wonende te Heerhugowaard, procureur: mr. M. Koomen. Verzoekers zullen verder ook worden aangeduid als de adoptant, de adoptante respectievelijk de adoptanten. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE Ter griffie van deze rechtbank is op 3 maart 2006 het verzoekschrift ingekomen strekkende tot adoptie van de minderjarige van het vrouwelijk geslacht: [naam te adopteren minderjarige], oorspronkelijk genaamd [L.], geboren te [geboorteplaats - en datum] 1989 als dochter van [naam vader te adopteren minderjarige], oorspronkelijk genaamd [L.D.], en [naam moeder te adopteren minderjarige], oorspronkelijk genaamd [C.Q.]. Voorts hebben adoptanten verzocht de geboortegegevens van de minderjarige vast te stellen en - naar de rechtbank begrijpt - te verstaan dat de volledige namen van de minderjarige [naam te adopteren minderjarige] blijven luiden. Bij de stukken bevinden zich een rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar (hierna: de Raad) gedateerd 30 november 2004 die in het kader van een voorziening in het gezagsvacuüm ten aanzien van voornoemde minderjarige zijn opgesteld. Bij de stukken bevindt zich voorts een beschikking van de kantonrechter te Alkmaar van 19 januari 2005, waarbij de tijdelijke voogdij over de minderjarige is opgedragen aan Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling Jeugdbescherming, locatie Alkmaar (hierna: BJZ). De mondelinge behandeling van het verzoek tot adoptie heeft plaatsgevonden op 18 juli 2006, alwaar zijn verschenen verzoekers, bijgestaan door mr. E.J.A. Brons (namens mr. Koomen) en M.S. Lee, tolk in de Chinese taal, alsmede mevrouw J.M.C. Reilman namens BJZ. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Bij deze gelegenheid is ook BJZ gehoord. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is de minderjarige [naam te adopteren minderjarige] gehoord. DE BEHANDELING VAN DE ZAAK Door de omstandigheid dat de minderjarige en de adoptant de Chinese nationaliteit hebben - adoptante heeft de Nederlandse nationaliteit -, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt. Uit de overgelegde stukken is gebleken dat de adoptante en [naam te adopteren minderjarige] -in ieder geval - sinds 1999 gezamenlijk in Nederland verblijven en dat de adoptant -in ieder geval - sinds 26 oktober 2004 (de datum van inschrijving in Nederland) in Nederland verblijft. Op grond van het voorgaande kan ingevolge artikel 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de vraag naar de rechtsmacht in bevestigende zin worden beantwoord, nu is gebleken dat [naam te adopteren minderjarige] haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Vervolgens komt aan de orde welk rechtsstelsel op het verzoek van toepassing is. Op grond van artikel 3, lid 1 van de Wet Conflictenrecht Adoptie is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing. Ingevolge lid 2 van voornoemd artikel is op de toestemming dan wel de raadpleging of de voorlichting van de ouders van het kind het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit van toepassing. Voorts stelt de rechtbank vast dat ingevolge artikel 5 van het Verdrag inzake bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie van 29 mei 1993, waarbij China sinds 1 januari 2006 ook partij is, adoptie kan plaatsvinden indien de bevoegde autoriteiten van de Staat van opvang hebben vastgesteld dat het het kind is toegestaan of zal worden toegestaan om die Staat binnen te komen en aldaar permanent te verblijven. De adoptant is geboren te [geboorteplaats en -datum] 1970 en de adoptante te [geboorteplaats en -datum] 1972. Adoptanten zijn op 11 maart 2004 in de gemeente Amsterdam gehuwd. De minderjarige wordt blijkens ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde stukken door de adoptante alleen sinds 1999 en vanaf oktober 2004 door de adoptanten tezamen verzorgd en opgevoed. De identiteit van de ouders van de minderjarige is niet bekend. De minderjarige heeft de leeftijd van zestien jaar bereikt en heeft ten overstaan van de rechter verklaard dat zij geen bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek tot adoptie. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de adoptante verklaard dat zij in Hong Kong de vader van [naam te adopteren minderjarige] heeft ontmoet en door hem is benaderd in verband met een vakantie van hem en [naam te adopteren minderjarige] in Nederland. Eén en ander in tegenstelling tot de stukken die weergeven dat adoptante [naam te adopteren minderjarige] door tussenkomst van kennissen in Nederland zou hebben leren kennen. Vervolgens is de vader van [naam te adopteren minderjarige] -volgens de verklaring van adoptante ter zitting- enkele weken later bij de adoptante in Nederland gekomen en heeft [naam te adopteren minderjarige] daar ten behoeve van zijn vakantie achtergelaten met de afspraak haar weer op te halen. Volgens de adoptante is de vader hierna naar Hong Kong teruggekeerd. Adoptanten stellen dat het verzoek dient te worden toegewezen op grond van de artikelen 8 en 12 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), waarbij in het belang van [naam te adopteren minderjarige] dient te worden voorbijgegaan aan onder meer het feit dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 228, lid 1, onder c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank stelt vast dat aan de gronden voor adoptie niet is voldaan. Zo staat niet vast dat de adoptanten ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd (artikel 227, lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek). Weliswaar stellen zij sinds 2002 samen te wonen, echter schriftelijke bewijsstukken daarvan hebben zij niet. Uit het overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat adoptant eerst sedert 26 oktober 2004 in Nederland staat ingeschreven. Nu geen nader bewijs is aangeboden van de juistheid van de stelling van adoptanten op dit punt zal de rechtbank uitgaan van de juistheid van voornoemd uittreksel uit de gemeentelijke basisadmini-stratie. Ook aan de voorwaarden voor adoptie is niet voldaan. Zo staat in ieder geval vast dat adoptante niet ten minste achttien jaar ouder is dan het kind (artikel 228, lid 1, onder c van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek). Het staat de rechtbank niet vrij aan deze vereisten voor adoptie voorbij te gaan. Hetgeen adoptanten met verwijzing naar de artikelen 8 en 12 van het EVRM hebben opgemerkt, snijdt, mede gelet op hetgeen de Hoge Raad in haar arrest van 30 juni 2000 (NJ 2001, 103) heeft overwogen en beslist, geen hout. Daaraan kan nog worden toegevoegd dat door de afwijzing van het verzoek tot adoptie geen inbreuk wordt gepleegd op het recht op gezinsvorming. Voor zover adoptanten hebben betoogd dat de adoptie dient te worden uitgesproken omdat het kind geen geldige verblijfstitel in Nederland heeft, overweegt de rechtbank dat het door een adoptie verkrijgen van een verblijfstitel geen belang is dat dient te worden meegewogen bij de beoordeling van de vraag of een adoptie moeten worden uitgesproken. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat adoptanten -hoewel zij hebben aangegeven dat zij adoptie wensen in verband met het vestigen van een familierechtelijke betrekking met [naam te adopteren minderjarige] en het voortbestaan van het gezinsverband nu [naam te adopteren minderjarige] geen verblijfstitel heeft - voorbijgaan aan het feit dat adoptie -als de meest verstrekkende maatregel - de familiebetrekkingen met de biologische ouders en verdere verwanten verbreekt terwijl voor adoptanten ook de minder verstrekkende mogelijkheid bestaat om te verzoeken hen met de voogdij over [naam te adopteren minderjarige] te belasten. DE BESLISSING De rechtbank: Wijst het verzoek tot adoptie af. Deze beschikking is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek, voorzitter van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en mrs. H.A. van den Berg en J.H. Gisolf, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2006, in tegenwoordigheid van mr. V. P. Schulze, griffier.