Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5675

Datum uitspraak2006-07-28
Datum gepubliceerd2006-08-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2653 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Het Uwv heeft voldoende inzichtelijk gemaakt dat de functies kunnen worden vervuld.


Uitspraak

04/2653 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 30 maart 2004, 03/1251 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 28 juli 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij ARAG-Nederland te Leusden, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2006. Appellante noch haar gemachtigde is verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door mr. J.F.J.A. Jennekens. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 28 februari 2003 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat de aan haar verstrekte uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), die werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25-35%, per 4 april 2003 wordt herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15-25%. Bij besluit van 27 augustus 2003 (het bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit van 28 februari 2003 ongegrond verklaard. Het door appellante ingestelde beroep tegen het bestreden besluit is bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante verwezen naar hetgeen zij in bezwaar en beroep heeft aangevoerd. De ter beantwoording voorliggende vraag is of bij de aangevallen uitspraak terecht is beslist tot instandlating van het bestreden besluit. De Raad beantwoordt deze vraag bevestigend, onder overneming van de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak gebezigde gronden. In hetgeen namens appellante in hoger beroep is aangevoerd - in essentie een herhaling van hetgeen in eerste aanleg naar voren is gebracht en door de rechtbank op goede gronden is verworpen - heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen. Voor wat betreft de stelling van appellante dat het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS) niet gebruikt mag worden omdat het een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse oplevert dan een schatting waarbij gebruik gemaakt is van het Functie Informatie Systeem (FIS), overweegt de Raad dat iedere keuring op zichzelf staat, zodat het altijd mogelijk is dat er bij een herbeoordeling sprake is van een hogere, lagere of zelfde mate van arbeidsongeschiktheid. Dit staat los van het gebruikte systeem. De Raad is voorts van oordeel dat het Uwv voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat appellante de functies telefonist/receptionist, produktiemedewerker industrie en samensteller metaalwaren kan vervullen. Gelet op het bovenstaande kan het hoger beroep niet slagen. De Raad ziet geen aanleiding tot toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen als voorzitter en G.J.H. Doornewaard en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.W. Ris-van Huussen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2006. (get.) J. Janssen. (get.) A.C.W. Ris-van Huussen. DK