Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5781

Datum uitspraak2006-08-01
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/500809-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onderzoek aan lichaam onrechtmatig; vrijspraak. Onderzoek aan en in het lichaam alleen plaats kan vinden op grond van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering indien er ernstige bezwaren jegens een verdachte zijn, en indien de hulpofficier van justitie of officier van justitie heeft bepaald dat onderzoek aan of in het lichaam plaats dient te vinden en dat het onderzoek in het lichaam door een arts op een besloten plaats plaatsvindt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verbalisant dan wel de coördinator Schipholteam, hulpofficier van justitie of officier van justitie is en ook anderszins is niet gebleken dat de lijfsvisitatie bij verdachte is geschied met toestemming van de hulpofficier van justitie of officier van justitie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen inhoudt dat er sprake is geweest van een onrechtmatig onderzoek aan het lichaam van verdachte. De wetgever heeft het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en recht op onaantastbaarheid van het lichaam expliciet willen regelen via art. 56 van het Wetboek van Strafvordering en dus via de opdracht/toestemming van een hulpofficier van justitie of officier van justitie. Een en ander brengt met zich dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, zodat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Het vervolgens verkregen bewijs is als onrechtmatige vrucht van deze aanhouding aan te merken, zodat alle door dit onderzoek verkregen bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM VESTIGING SCHIPHOL SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/500809-06 Uitspraakdatum: 1 augustus 2006 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juli 1006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in de P.I. Flevoland, Huis van Bewaring Almere Binnen te Almere. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 31 mei 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2.970,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken. Ten aanzien van het tenlastegelegde overweegt de rechtbank in het bijzonder dat uit de stukken en het onderzoek op de terechtzitting het volgende is gebleken: 3.1 Op 31 mei 2006 is door de Douane een verscherpte controle uitgevoerd op vlucht KL714 vanuit Paramaribo; 3.2 Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], ambtenaar van de belastingdienst, bevoegd inzake de douane, en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar(dossierparagraaf 1.1), oefende deze op Schiphol controlewerkzaamheden uit met de rijksspeurhond. Deze speurhond reageerde op een manspersoon en ging naast hem zitten, hetgeen erop duidt dat deze man mogelijk verdovende middelen met zich meevoert; 3.3 Hierop zijn de collega's van de ‘surveillance’ op de hoogte gesteld en is de manspersoon aan hen overgedragen. Zij namen de man mee naar een wachtruimte voor nader onderzoek; 3.4 Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van twee (mannelijke) verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], bevoegde douaneambtenaren en tevens buitengewoon opsporingsambtenaren (de rechtbank begrijpt de afkorting b.o.a. aldus) (dossierpagina 1.1), heeft verbalisant [verbalisant 2] aan verbalisant [verbalisant 3] verzocht om op de manspersoon een lijfsvisitatie met ontkleding uit te voeren. Verbalisant [verbalisant 2] heeft van de coördinator schipholteam, toestemming gekregen om deze lijfsvisitatie met ontkleding uit te voeren. 3.5 Tijdens deze visitatie voelde verbalisant [verbalisant 2] een afwijkende verdikking rondom het geslachtsdeel van de manspersoon. Nadat verbalisant [verbalisant 2] verdachte vroeg om zijn onderbroeken uit te trekken, waaraan verdachte vervolgens voldeed, zag genoemde verbalisant in een van de onderbroeken pakketten ingenaaid. De rechtbank is met betrekking tot het voorgaande van oordeel dat: 3.6 Bij het gebruik van een op het opsporen van verdovende middelen afgerichte speurhond sprake is van controlemiddel, dat bij het aantreffen van deze goederen resulteert in de verdenking niet van het overtreden van de Douanewet, maar van de Opiumwet; 3.7 Op het moment dat de hond naast een persoon gaat zitten, zoals verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd, er sprake is van de verdenking dat de persoon verdovende middelen met zich meevoert en is die persoon 'verdachte' in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering: er bestaat dan een redelijk vermoeden van schuld; 3.8 Op het moment, dat door verbalisant [verbalisant 2] een afwijkende verdikking in de kleding wordt aangetroffen er sprake is van ernstige bezwaren in de zin van art 56 van het Wetboek van Strafvordering; 3.9 Onderzoek aan en in het lichaam alleen plaats kan vinden op grond van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering indien er ernstige bezwaren jegens een verdachte zijn, en indien de hulpofficier van justitie of officier van justitie heeft bepaald dat onderzoek aan of in het lichaam plaats dient te vinden en dat het onderzoek in het lichaam door een arts op een besloten plaats plaatsvindt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verbalisant [verbalisant 2] dan wel de coördinator Schipholteam, [coordinator 1] , hulpofficier van justitie of officier van justitie is en ook anderszins is niet gebleken dat de lijfsvisitatie bij verdachte is geschied met toestemming van de hulpofficier van justitie of officier van justitie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen inhoudt dat er sprake is geweest van een onrechtmatig onderzoek aan het lichaam van verdachte. De wetgever heeft het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en recht op onaantastbaarheid van het lichaam expliciet willen regelen via art. 56 van het Wetboek van Strafvordering en dus via de opdracht/toestemming van een hulpofficier van justitie of officier van justitie. Een en ander brengt met zich dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, zodat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Het vervolgens verkregen bewijs is als onrechtmatige vrucht van deze aanhouding aan te merken, zodat alle door dit onderzoek verkregen bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit. 4. Beslissing De rechtbank: Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte. Gelast de teruggave aan verdachte van: - 1.00 STK Vliegticket, KLM 074 4449244930 5; - 2.00 STK Claimtag 0192 py 571154 en nr 0192 py 571153; - Geld Nederlands 4 x 100 euro; - Geld Nederlands 12 x 50 euro. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Malsch, voorzitter, mrs. Honig en Tielenius Kruythoff, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Os, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2006. Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.