Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5834

Datum uitspraak2006-07-27
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.523338-05; 13.057656-03 (tul)
Statusgepubliceerd


Indicatie

Veroordeling tot 4 jaar wegens gewoonteheling en deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het verschepen van dure, gestolen auto's naar West-Afrika.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummers : 13.523338-05 13.057656-03 (tul) 13.047322-03 (tul) Datum uitspraak: 27 juli 2006 OP TEGENSPRAAK VERKORT VONNIS van de Rechtbank Amsterdam, Meervoudige Kamer voor Strafzaken, in de zaak van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963, wonende te [woonplaats], thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichtingen Amsterdam – Huis van Bewaring “Het Schouw” te Amsterdam, Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 april en 29 mei en de terechtzitting van 29 juni, 3 juli, 6 juli, 10 juli en 13 juli 2006. De rechtbank heeft kennisgenomen van - de vordering van de officier van justitie, die ertoe strekt dat de rechtbank - het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3, zal bewezen verklaren - de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren, met aftrek overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht; - de tenuitvoerlegging zal gelasten van de bij vonnis van: - 27 november 2003 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam( parketnummer 13.057656-03) en - 11 mei 2005 eveneens van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam (parketnummer 13.047322-03) opgelegde straffen, voor zover voorwaardelijk opgelegd; - hetgeen door de verdachte en mr. A.D. Kloosterman, raadsman van de verdachte, naar voren is gebracht. 1. TENLASTELEGGING Aan de verdachte is, nadat een vordering van de officier van justitie, strekkende tot aanpassing/wijziging van de tenlastelegging ex artikel 314a jo 313 van het Wetboek van Strafvordering en voorts twee wijzingen ex artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, zijn toegelaten, ten laste gelegd, dat 1 hij op enige tijdstippen in de periode van 2 september 2005 tot en met 3 november 2005, te Antwerpen (België) en/of Amsterdam en/of Zaandam en/of Haarlemmermeer en/of Landsmeer, althans (telkens) een of meer plaatsen in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s): - op enig tijdstip in de periode van 15 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Nissan, type Murano uit container GCNU1124760 en/of; (zaaksdossier 1) - op enig tijdstip in de periode van 7 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type X3, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 2) - op enig tijdstip in de periode van 18 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 3) - op enig tijdstip in de periode van 13 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 4) - op enig tijdstip in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 5) - op enig tijdstip in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 6) - op enig tijdstip in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 10 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Audi, type A6, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 7) - op enig tijdstip in de periode van 6 oktober 2005 tot en met 10 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 8) - op enig tijdstip in de periode van 24 oktober 2005 tot en met 31 oktober 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 530i, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 10) - op enig tijdstip in de periode van 17 oktober 2005 tot en met 1 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 530I, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 11) - op enig tijdstip in de periode van 21 oktober 2005 tot en met 2 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 12) - op enig tijdstip in de periode van 22 oktober 2005 tot en met 2 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 320d, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 13) - op enig tijdstip in de periode van 9 oktober 2005 tot en met 3 november 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 320d, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 14) - op enig tijdstip in de periode van 21 september 2005 tot en met 28 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 525i, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 23) - op enig tijdstip in de periode van 20 september 2005 tot en met 28 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk Mercedes, type 350 CLS, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 24) - op enig tijdstip in de periode van 4 september 2005 tot en met 28 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type 735, kenteken [kenteken] en/of; (zaaksdossier 25) - op enig tijdstip in de periode van 2 september 2005 tot en met 22 september 2005, op een of meer van voormelde plaatsen een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kenteken]; (zaaksdossier 26) verworven en/of voorhanden gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van die voertuigen (telkens) wist(en) dat het door diefstal, in elk geval door misdrijf, verkregen goederen betrof; 2 hij in de periode van 2 september 2005 tot en met 12 december 2005 te Amsterdam en/of Haarlemmermeer en/of Rotterdam en/of Utrecht en/of Nieuwegein en/of Hendrik Ido Ambacht en/of Breda en/of Schiedam en/of Kamperland (Gemeente Noord-Beveland) en/of De Meern en/of Antwerpen en/of Zaandam en/of Abcoude en/of Landsmeer, althans op een of meer plaatsen in Nederland en/of België, heeft deelgenomen aan een organisatie, die (al dan niet in wisselende samenstellingen) bestond uit verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of medeverdachte 6] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie (al dan niet in wisselende samenstelling) tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: * het (telkens) plegen van (auto)diefstallen (in vereniging) door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of; * het (telkens) plegen van (gewoonte)heling terzake auto’s (in vereniging), althans de medeplichtigheid bij/tot het plegen daarvan, en/of; * het (telkens) (in vereniging) plegen van valsheid in geschrift en/of opzettelijk gebruik maken van valse en/of vervalste geschriften; welke deelneming bestond uit het al dan niet samen met een of meer andere deelnemers aan de organisatie: - stelen van voertuigen en/of contact onderhouden met toeleveranciers van gestolen voertuigen; - het contact onderhouden met opdrachtgevers/gegadigden/afnemers van/voor gestolen voertuigen (in Nederland en/of Duitsland en/of Engeland en/of Nigeria en/of Ghana); - opslaan van gestolen voertuigen en/of; - vervoeren en/of verplaatsen van gestolen voertuigen en/of; - verschepen van gestolen voertuigen en/of; - het contact onderhouden met tussenhandelaren/handlangers in havens van Nigeria en Ghana en/of; - bestellen/huren van containers waarin de gestolen voertuigen vervoerd en/of tijdelijk werden opgeslagen en/of; - het opmaken van valse ‘bill of ladings’/(be)ladingspapieren, waarbij in strijd met de werkelijkheid niet de lading van (een) auto(‘s) werd ingevuld en/of opgegeven en/of het gebruiken van die/deze formulieren bij inklaring en/of verscheping; 3 hij op enig tijdstip gelegen in de periode van 1 april 2005 tot en met 12 december 2005 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) kopie van een Nederlandse identiteitskaart (no. IB 0728183), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte zich met dit document heeft gelegitimeerd als zijnde [naam] (teneinde zeecontainers te kunnen verschepen) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat de wijze van invullen, het gebruikte lettertype van het machineleesbare OCR-B schrift, sterk afwijkt van een originele type letter en/of de identiteitskaart met het nummer IB 0728183 niet is uitgegeven door de Gemeente Amsterdam; Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zullen deze worden verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging. 2. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat 1 hij in de periode van 2 september 2005 tot en met 3 november 2005 te Antwerpen (België) en Amsterdam en Haarlemmermeer en Landsmeer een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft hij, verdachte: - in de periode van 15 september 2005 tot en met 22 september 2005 te Antwerpen (Belgie) en te Landsmeer, een auto, merk Nissan, type Murano uit container GCNU1124760 en (zaaksdossier 1) - in de periode van 7 september 2005 tot en met 22 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer, een auto merk BMW, type X3, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 2) - in de periode van 18 september 2005 tot en met 22 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 3) - in de periode van 13 september 2005 tot en met 22 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 4) - in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 5) - in de periode van 26 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk Porsche, type Cayenne, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 6) - in de periode van 1 oktober 2005 tot en met 10 oktober 2005 te Landsmeer een auto, merk Audi, type A6, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 7) - in de periode van 6 oktober 2005 tot en met 10 oktober 2005 te Landsmeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 8) - in de periode van 17 oktober 2005 tot en met 1 november 2005 te Amsterdam en te Landsmeer een auto, merk BMW, type 530I, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 11) - in de periode van 21 oktober 2005 tot en met 2 november 2005 te Amsterdam en te Haarlemmermeer een auto, merk Volkswagen, type Touareg, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 12) - in de periode van 22 oktober 2005 tot en met 2 november 2005 te Amsterdam een auto, merk BMW, type 320d, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 13) - in de periode van 9 oktober 2005 tot en met 3 november 2005 te Amsterdam en te Landsmeer een auto, merk BMW, type 320d, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 14) - in de periode van 21 september 2005 tot en met 28 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk BMW, type 525i, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 23) - in de periode van 20 september 2005 tot en met 28 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer, een auto, merk Mercedes, type 350 CLS, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 24) - in de periode van 4 september 2005 tot en met 28 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk BMW, type 735, kenteken [kenteken] en (zaaksdossier 25) - in de periode van 2 september 2005 tot en met 22 september 2005 te Antwerpen (België) en te Landsmeer een auto, merk BMW, type X5, kenteken [kenteken]; (zaaksdossier 26) voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die voertuigen telkens wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof; 2 hij in de periode van 2 september 2005 tot en met 12 december 2005 te Amsterdam en Antwerpen en Zaandam en Landsmeer heeft deelgenomen aan een organisatie, die bestond uit verdachte en [medeverdachte 1], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk: * het plegen van (gewoonte) heling terzake auto’s (in vereniging), welke deelneming bestond uit het: - contact onderhouden met opdrachtgevers/gegadigden/afnemers van/voor gestolen voertuigen en - opslaan van gestolen voertuigen en - vervoeren en verplaatsen van gestolen voertuigen en - verschepen van gestolen voertuigen en - het contact onderhouden met tussenhandelaren in havens van Nigeria en Ghana en - bestellen/huren van containers waarin de gestolen voertuigen vervoerd en/of tijdelijk werden opgeslagen. 3 hij in de periode van 1 april 2005 tot en met 12 december 2005 te Eindhoven, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse kopie van een Nederlandse identiteitskaart (no. IB 0728183), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte zich met dit document heeft gelegitimeerd als zijnde [naam] (teneinde zeecontainers te kunnen verschepen) en bestaande die valsheid hierin dat het gebruikte lettertype van het machineleesbare OCR-B schrift, sterk afwijkt van een originele type letter en de identiteitskaart met het nummer IB 0728183 niet is uitgegeven door de Gemeente Amsterdam. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 3. BEWIJS De rechtbank grondt de beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben. 4. BEWIJSOVERWEGING t.a.v. feit 1. Verdachte is gewoonteheling ten laste gelegd, bestaande uit zeventien gevallen van opzetheling. Het merendeel van deze gevallen heeft betrekking op het volgende: Uit de bewijsmiddelen waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte onder de naam [naam] via het bedrijf [bedrijf 1] zeecontainers bestelde voor verscheping naar Nigeria en Ghana. Deze containers werden door het bedrijf [bedrijf 2] leeg geplaatst op een terrein aan de [straatnaam] te Landsmeer. [bedrijf 2] haalde de containers kort daarop weer op en bracht de containers naar de haven van Antwerpen. In enkele gevallen (zaaksdossiers 11 en 14) is sprake van een vergelijkbare gang van zaken, waarin echter gebruik wordt gemaakt van een terrein in Zaandam, een ander containerverhuurbedrijf, een andere transportonderneming, dan wel de haven van Amsterdam. In tien van deze containers (zaaksdossiers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 23, 24, 25, 26) zijn in de periode van 22 september 2005 tot en met 6 oktober 2005) bij onderzoek in Antwerpen gestolen auto’s aangetroffen. De auto’s waren geplaatst achter tweedehands artikelen, zoals witgoed of autobanden, en afgedekt met matrassen. Op de bills of lading, waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat de informatie over de lading op deze documenten, door hem werd doorgegeven aan de verschepingsmaatschappij, stonden alleen deze tweedehands goederen als lading vermeld. Ten aanzien van de twee auto’s die op 6 oktober 2005 in Antwerpen zijn aangetroffen (zaaksdossier 5 en 6) heeft de verdediging zich gerefereerd aan een bewezenverklaring door de rechtbank. Zaaksdossiers 1, 2, 3, 4, 23, 24, 25 en 26 Ten aanzien van de overige bovengenoemde zaaksdossiers, die betrekking hebben op eerder, dus voorafgaand aan de containers van zaaksdossier 5 en 6, naar Antwerpen getransporteerde containers, heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Kort samengevat stelt de verdediging dat de mogelijkheid bestaat dat verdachte niet wist dat deze containers gestolen auto’s bevatten, zodat de opzet niet bewezen kan worden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt het volgende. Op 22 september 2005 zijn in de haven van Antwerpen de gestolen auto’s aangetroffen bedoeld in de zaaksdossiers 1, 2, 3 en 4. De betreffende auto's zijn op die datum uit de containers gehaald en in beslag genomen, waarna de containers hun weg hebben vervolgd. Dat verdachte op de hoogte was van de inhoud van de containers alsmede van de criminele herkomst daarvan, acht de rechtbank bewezen op grond van het navolgende. Uit de getapte gesprekken die medeverdachte [medeverdachte 1] omtrent de (ontbrekende) inhoud van bovengenoemde containers met [persoon 1] in Nigeria heeft gevoerd komt naar voren dat [medeverdachte 1] zegt dat twee van de vier auto's van hem waren en twee van een andere persoon (Z1/256), zijn zakenpartner uit Ghana (Z1/257) Dat met deze zakenpartner verdachte wordt bedoeld en dat hij niet alleen van het verschepen van de auto's, maar ook van de criminele herkomst op de hoogte was leidt de rechtbank af uit tapgesprek Z4/098. Daarin belt [medeverdachte 1] met verdachte en refereert aan een mishandeling van een persoon die tijdens het verblijf van verdachte in Ghana verdachtes telefoon heeft aangenomen. Deze mishandeling stond kennelijk in verband met de verdwijning van bovengenoemde auto's. [medeverdachte 1] zegt dan dat de jongen voor niets is geslagen, omdat die van hem ([medeverdachte 1]) er ook niet in zit. Verdachte zegt dat ze dan moeten uitkijken. [medeverdachte 1] zegt dat het soms kan gebeuren dat ze alles (er) uit halen in de haven. Dat verdachte verbazing heeft getoond over de aanwezigheid van (gestolen) auto's in de in zijn opdracht verscheepte containers blijkt niet. Ook overigens is in het dossier daarvoor geen aanwijzing te vinden. Voorts komt ook uit de verklaringen van [getuige 1], directeur van [bedrijf 1], bij de politie en de rechter-commissaris naar voren dat verdachte en [medeverdachte 1] zich vanaf de maand mei 2005 aan hem als zakenpartners hebben gepresenteerd. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de containers plaatste ten behoeve van anderen, die hem opdracht gaven tot verscheping naar, veelal, Ghana. Gevraagd naar namen van deze personen heeft de verdachte ter terechtzitting één persoon genoemd, te weten, [naam] (fon.). Uit het dossier blijkt niet dat verdachte met deze [naam] contact heeft gehad. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze persoon belde vanuit een belhuis. Gelet op de vele telefonische contacten die verdachte met diverse telefoontoestellen voerde over zijn werkzaamheden, komt deze verklaring de rechtbank ongeloofwaardig voor. Nu ook van andere opdrachtgevers niet is gebleken en verdachte hier evenmin over heeft verklaard, hecht de rechtbank geen waarde aan de verklaring van de verdachte op dit punt. Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte zich bij [getuige 1] heeft gelegitimeerd met een valse identiteitskaart en aldus zijn identiteit nooit aan hem heeft kenbaar gemaakt. Dit acht de rechtbank eveneens een aanwijzing voor verdachtes wetenschap van het criminele karakter van de activiteiten. In de zaaksdossiers 23, 24, 25 en 26 is sprake van essentiële overeenkomsten in de feitelijke gang van zaken ten aanzien van deze feiten, de omstandigheden waarmee die feiten zijn omgeven en het desbetreffende handelen van verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Op die grond acht de rechtbank het opzet van verdachte in die zaken eveneens wettig en overtuigend bewezen. Zaaksdossier 10 De verdediging heeft voorts vrijspraak bepleit van de auto ten laste gelegd op basis van zaaksdossier 10. De rechtbank volgt de verdediging hierin. De in dit zaaksdossier bedoelde auto BMW 530i is op 31 oktober 2005 in een container teruggevonden, welke in opdracht van [persoon 2] door de firma [bedrijf 3] is geplaatst op het terrein aan de [straatnaam] te Landsmeer en vervolgens naar Antwerpen is getransporteerd. De rechtbank acht het gebleken verband tussen verdachte en het terrein aan de [straatnaam] te Landsmeer onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen, nu op grond van hetgeen omtrent het gebruik van dat terrein is gebleken, onvoldoende kan worden uitgesloten dat anderen, zonder enige bemoeienis van verdachte, de container hebben laten plaatsen. Hetzelfde geldt voor het door de Officier van Justitie aangehaalde tapgesprek van 25 oktober 2005 waarin verdachte spreekt over 5 euro en 30 cent. De rechtbank is er niet van overtuigd dat deze opmerking betrekking heeft op de in dit zaaksdossier bedoelde auto. Overige zaaksdossiers Ten aanzien van de overige zaaksdossiers welke onder feit 1 zijn tenlastegelegd heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich aan de met die zaaksdossiernummers aangeduide gevallen van opzetheling heeft schuldig gemaakt. gewoonteheling De rechtbank acht de ten laste gelegde gewoonteheling wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van twee maanden aan zestien gevallen van opzetheling schuldig gemaakt, waarbij het grootste deel van de gevallen sprake is van verscheping naar Afrika in een zeecontainer. Zonder uitzondering gaat het in deze zaaksdossiers om vrijwel nieuwe auto’s uit het duurdere marktsegment, die kort tevoren in Nederland, België en Duitsland waren gestolen door middel van zogenaamd “carjacking”. Gelet op het korte tijdsverloop tussen diefstal en verscheping, moeten verdachte en zijn mededaders in vrijwel directe verbinding met de dieven van de auto’s hebben gestaan. Er is derhalve sprake van een herhaling van feiten binnen een kort tijdsbestek en een vast patroon zowel ten aanzien van de herkomst van de auto’s als ten aanzien van de wijze van verscheping. medeplegen Ten laste gelegd is, kort gezegd, dat verdachte zich in vereniging met een ander of anderen heeft schuldig gemaakt aan gewoonteheling van een aantal auto's. Dit brengt mee dat voor wat betreft de opzetheling van deze auto's ook ten aanzien van de mededader(s) telkens bewijsmiddelen voorhanden dienen te zijn voor de strafverzwarende omstandigheid van de gewoonteheling, anders gezegd bewijsmiddelen waaruit blijkt dat ook de betreffende mededader(s) van opzetheling een gewoonte hebben gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan dit ten aanzien van de uit de stukken naar voren komende mededaders in de diverse zaaksdossiers niet steeds worden bewezen. Derhalve kan niet bewezen worden dat verdachte de ten laste gelegde gewoonteheling in vereniging heeft gepleegd. De verdachte dient in zoverre te worden vrijgesproken. Los daarvan staat de mogelijkheid dat ten laste van een verdachte bewezen wordt verklaard dat deze alleen en derhalve niet in vereniging gewoonteheling heeft gepleegd door met uiteenlopende mededaders in vereniging diverse goederen opzettelijk te helen. Van een dergelijke situatie is in het geval van deze verdachte ook sprake. De officier van justitie heeft de tenlastelegging echter zo opgesteld dat de medeplegers van de gewoonteheling dezelfde personen zijn als zij met wie verdachte de individuele auto’s zou hebben geheeld. Wellicht voor de officier van justitie een onbedoeld resultaat, maar gegeven deze formulering van de tenlastelegging kan de rechtbank, nu de gewoonteheling bewezen wordt verklaard, om genoemde technische reden, in de gevallen waarin bewijsmiddelen aanwezig zijn voor het medeplegen van opzetheling het medeplegen niet bewezen verklaren. t.a.v. feit 2 De rechtbank stelt allereerst vast dat de officier van justitie geen overzicht van bewijsmiddelen heeft overgelegd met betrekking tot dit feit. Evenmin heeft de officier van justitie in zijn requisitoir een bewijsconstructie dan wel –redenering gepresenteerd welke de basis kan bieden voor een bewezenverklaring van de deelneming van elke afzonderlijke verdachte. Kennelijk heeft de officier van justitie met zaaksdossier 41 (“criminele organisatie”) beoogd de relaties in beeld te brengen, waarbij de rechtbank opmerkt dat het hierbij alleen om telefoontaps gaat. Over de weging van de intensiteit en duurzaamheid van deze contacten heeft de officier van justitie zich in het geheel niet uitgelaten. Dit klemt te meer nu diverse verdachten zeggen elkaar geheel niet te kennen en het dossier in diverse gevallen weinig tot geen aanwijzingen bevat dat dit anders is. De stelling van de officier van justitie dat de organisatie twee afdelingen kent, te weten één voor Ghana en één voor Nigeria vereist in dat licht ter onderbouwing een visie, ondersteund met bewijsmiddelen, over hoe de organisatie, ondanks het ontbreken van een bewijsbare afstemming tussen in de telastelegging genoemde leden, wordt geordend en gestuurd en aldus, met genoemde “marktverdeling” kan functioneren. Hiervan heeft de officier van justitie geen blijk gegeven. De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewijs op basis van het dossier het volgende. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie gericht op het (kortgezegd) verschepen van gestolen auto's naar Ghana en Nigeria. De rechtbank baseert dit oordeel op de hierboven reeds genoemde verklaringen van [A. J.] bij de politie en de rechter-commissaris; het aantal zaaksdossiers waarin ten aanzien van de betrokkenheid van zowel verdachte als van [medeverdachte 1] bewijs aanwezig is, alsmede op de in het dossier opgenomen tapgesprekken, in het bijzonder de tapgesprekken Z5/171 t/m 176; Z41/151; Z41/174; Z41/191. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit een en ander van een gestructureerd en in de tijd voldoende duurzaam samenwerkingsverband, in het kader waarvan verdachte (onder een valse naam) containers bestelde om hierin, in samenwerking met [medeverdachte 1] (een groot aantal) gestolen auto's op systematische, welhaast bedrijfsmatige wijze naar Nigeria en Ghana te verschepen. Dat verdachte hierin slechts - zoals de verdediging heeft betoogd - een zeer ondergeschikte rol heeft gespeeld als “doorgeefluik" of "gebruiksvoorwerp" wordt door de tapgesprekken niet bevestigd. Hieruit blijkt in tegendeel dat verdachte zich actief met de auto's en de verscheping daarvan heeft bemoeid en (kennelijk door afnemers) voor de goede aankomst van auto's verantwoordelijk wordt gehouden. Met bovenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet onverenigbaar dat sommige containers werden verscheept naar afnemers van [medeverdachte 1] en andere naar afnemers van verdachte, welk onderscheid lijkt samen te vallen met verschepingen naar Nigeria, dan wel Ghana. Echter kan laatst bedoelde scheidslijn op basis van het dossier niet scherp worden getrokken. De rechtbank verwijst in dit verband naar de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] die beiden verklaren over betalingen die verdachten ten aanzien van "elkaars" containers hebben gedaan. Voor zover de scheidslijn kan worden getrokken, is de rechtbank van oordeel dat hiermee een “marktverdeling” is aangebracht waarnaar verdachten handelden, hetgeen een extra aanwijzing oplevert voor structuur en duurzaamheid. Evenmin is met bovenstaande onverenigbaar dat medeverdachte [medeverdachte 1] - zoals de verdediging heeft gesteld - ook met anderen dan verdachte heeft samengewerkt. Ten aanzien van de naam van de mededader overweegt de rechtbank dat deze als getuige in de zaak van verdachte bij de rechter commissaris heeft verklaard dat [voornaam] zijn voornaam en [achternaam] zijn familienaam is. Nu hij verder in het dossier voorkomt onder de naam [voornaam], heeft deze naam in de bewezenverklaring voldoende identificerende werking. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met andere personen dan [medeverdachte 1] heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie. Uit het dossier blijkt dat verdachte ten aanzien van zaaksdossier 12 en 13 met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] heeft samengewerkt in zake de stalling van twee gestolen auto's in een parkeergarage, doch ander bewijs dan voor de samenwerking inzake die, in de tenlastelegging opgenomen auto’s is niet aanwezig. Daarnaast heeft [medeverdachte 1] met medeverdachte [medeverdachte 2] samengewerkt in zaaksdossier 16, dat betrekking heeft op de overdracht van een gestolen auto die op straat stond geparkeerd. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat onvoldoende basis voor het oordeel dat deze samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 6] een zodanig gestructureerd en bestendig karakter heeft dat [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 6] aan de door verdachte en [medeverdachte 1] gevormde organisatie hebben deelgenomen, noch voor het oordeel dat verdachte en [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 6] binnen een ander georganiseerd verband met elkaar hebben samengewerkt. Een en ander geldt evenzeer ten aanzien van [medeverdachte 5], die onder de naam [bijnaam] slechts in twee telefoongesprekken, die kennelijk op een vertraagde verscheping betrekking hebben, naar voren komt. Voorts blijkt naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet van enig contact of enige samenwerking tussen verdachte enerzijds en [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] anderzijds. Ten aanzien van andere, niet met name in de tenlastelegging genoemde personen, blijkt wel van contacten. Deze contacten wijzen echter niet primair op samenwerking doch eerder op een markt- of handelsrelatie, omdat in de gesprekken auto’s worden aangeboden en prijzen worden genoemd. Dit hoeft naar het oordeel van de rechtbank onder omstandigheden niet in de weg te staan aan een bewezenverklaring van deelneming aan een criminele organisatie, omdat ook binnen tal van organisaties sprake is van interne “marktverhoudingen” en interne “verrekenprijzen”. Zolang er sprake is van een zekere buitengrens met een duurzaam karakter kan ook gesproken worden van een organisatie. In het onderhavige dossier echter zijn sterke aanwijzingen dat de betrokkenen voortdurend keuzes maken met wie zij zaken doen. Prijzen en beschikbaarheid van handelsgoederen spelen daarbij een belangrijke rol. Onder die omstandigheden kan wel geoordeeld worden dat er handelscontacten zijn maar niet dat deze in een georganiseerd verband plaatsvinden. Ten aanzien van feit 3 De rechtbank overweegt dat bij dit feit weliswaar alleen sprake is van een kopie, maar dat, gelet op het gebruik dat verdachte ervan heeft gemaakt in het kader van een handelsrelatie, het document niettemin een bewijsbestemming heeft. 5. STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert op: 1. gewoonteheling 2. deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven 3. opzettelijk gebruikmaken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst 6. STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 7. MOTIVERING VAN DE STRAF. De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen: Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die zich ten doel stelde auto’s afkomstig van misdrijf te verschepen naar Afrika. Verdachte heeft zich hierbij schuldig gemaakt aan gewoonteheling bestaande uit de opzetheling van een groot aantal gestolen personenauto’s uit het duurdere marktsegment. Het betrof steeds kort tevoren gestolen, vrijwel nieuwe auto's, die een aanzienlijke economische waarde vertegenwoordigen. Deze auto's werden in door verdachte bestelde containers naar Ghana en Nigeria verscheept. Tevens heeft verdachte auto's in een parkeergarage te Amsterdam "koud gezet" kennelijk in afwachting van verder transport. Door zijn handelen heeft verdachte aldus een belangrijke bijdrage geleverd aan de afzetmarkt voor gestolen auto's. Het systematische en georganiseerde handelen rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte gebruik gemaakt van een valse kopie van een Nederlandse identiteitskaart. Valse kopieën van identiteitsbewijzen maken een adequate identiteitscontrole onmogelijk en kunnen daardoor het plegen van strafbare feiten vergemakkelijken. Door het gebruik van een vervalst document wordt het vertrouwen dat moet kunnen worden gesteld in van overheidswege verstrekte identiteitsbewijzen geschonden. Ook in andere handelscontacten heeft verdachte gebruik gemaakt van een andere identiteit, dan wel anderen een door hem opgegeven valse identiteit laten gebruiken. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister, gedateerd 14 december 2005, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogensdelicten tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Bovendien liep verdachte in twee proeftijden, welke hij met zijn strafbare handelen heeft genegeerd. Ook daarmee heeft hij een zekere hardnekkigheid getoond in het plegen van strafbare feiten. Dit neemt de rechtbank ernstig. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van langere duur op haar plaats is. 8. VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING VOORWAARDELIJKE STRAFFEN 8.1 De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat de bij vonnis van deze rechtbank van 27 november 2003 in de zaak met parketnummer 13.057656-03 aan de verdachte opgelegde straf voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 14 september 2004 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 10 september 2004 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. 8.2 De officier van justitie vordert dat de rechtbank zal gelasten dat van de bij vonnis van deze rechtbank van 11 mei 2005 in de zaak met parketnummer 13.047322-03 aan de verdachte opgelegde straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, op grond van het feit dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is om over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 1 maart 2006 aan de verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 26 mei 2005 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn beide voornoemde vorderingen gegrond, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat de verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde voor het einde van de proeftijd zich niet schuldig te zullen maken aan een strafbaar feit. Daarom behoren de gevorderde tenuitvoerleggingen van de niet ten uitvoer gelegde straffen te worden gelast. Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13.047322-03 heeft de verdediging gesteld dat deze dient te worden afgewezen nu de voorwaardelijke veroordeling is gegeven ter zake van een andersoortig feit, namelijk een geweldsdelict. De rechtbank overweegt hieromtrent dat niet is betwist dat verdachte de gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden en dat er geen rechtsregel is aan te wijzen die hetgeen de raadsman heeft betoogd voorschrijft. Voorts is de rechtbank van oordeel dat overtreding van de aan een voorwaardelijke veroordeling verbonden algemene voorwaarde uit een oogpunt van duidelijke en geloofwaardige strafrechtspleging in het algemeen tot tenuitvoerlegging dient te leiden. Reeds de omvang en ernst van het bewezen verklaarde en daarmee de mate waarin de gestelde voorwaarde is overtreden, staat naar het oordeel van de rechtbank aan een in het onderhavige geval te maken uitzondering in de weg. 9. TOEGEPASTE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 140, 225, 417 van het Wetboek van Strafrecht. De beslissingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de eerdere voorwaardelijk opgelegde straffen zijn gegrond op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht. 10. BESLISSING De rechtbank: ? Verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. ? Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE vermelde strafbare feiten. ? Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar. ? Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 3 (drie) jaren en 6 (zes) maanden. Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. ? Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 27 november 2003 in de zaak met parketnummer 13.057656-03 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd. ? Gelast de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, opgelegd bij voormeld vonnis van 11 mei 2005 in de zaak met parketnummer 13.047322-03 aldus, dat die straf geheel wordt ten uitvoer gelegd. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Dondorp, voorzitter, mr. R.M. Steinhaus en mr. P. van Steijnen, rechters, in tegenwoordigheid van A. Helder en R. van der Vecht, griffiers, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juli 2006.