Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY5865

Datum uitspraak2006-08-09
Datum gepubliceerd2006-08-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 06/787
Statusgepubliceerd


Indicatie

In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of eiseres c.s. door z.g. extinctieve verjaring een erfdienstbaarheid (recht van overpad) hebben verkregen op het dwarspad tussen twee huizen, zoals zij hebben gesteld. Sinds de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (BW) in 1992 is de betreffende verjaringstermijn 20 jaar. Die 20 jaar zijn nog niet verstreken. Naar het recht van vóór 1992 kan het recht op erfdienstbaarheid niet verkregen worden door extinctieve verjaring. De conclusie is dat noch naar het recht van vóór 1 januari 1992 noch naar het recht van ná 1 januari 1992 de verjaringstermijn voltooid is. Er is dus geen erfdienstbaarheid verkregen. De vordering wordt daarom afgewezen. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de vordering van eiseres c.s. uitdrukkelijk alleen gebaseerd is op extinctieve verjaring.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 9 augustus 2006, gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/787 van: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, tevens als gevolmachtigde van: - [A], - [B], - [C], - [D], - [E], - [F], - [G], - [H], - [I], - [J], - [K], allen wonende te [woonplaats], procureur mr. F.J. Vos, tegen: [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, bijgestaan door mr. K. Toxopeus te Sliedrecht. Partijen worden hierna aangeduid als "[eiseres c.s]." en "[gedaagde]". 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 2 augustus 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. [gedaagde] is op 5 april 2004 eigenaar geworden van de onroerende zaak gelegen aan [a-straat] 11 te [woonplaats]. De onroerende zaak maakt deel uit van een huizenblok dat wordt omringd door de [a-straat], [c-straat], [b-straat] en [d-straat]. [eiseres c.s]. zijn andere eigenaren van woonhuizen in het huizenblok. 1.2. De [a-straat] en de [b-straat] bevinden zich aan de lange zijden van het huizenblok en de [c-straat] en [d-straat] bevinden zich aan de korte zijden. Iedere woning aan de [a-straat] en aan de [b-straat] heeft via de eigen achtertuin rechtstreeks toegang tot een achterpad (hierna ook wel aan te duiden als: achterpad). Het pad loopt dood aan beide einden. 1.3. Tussen [a-straat] 9 en [a-straat] 11 en langs [b-straat] 5 bevindt zich een dwarspad (hierna ook wel aan te duiden als: dwarspad) dat het achterpad doorkruist. 1.4. Zowel het achterpad als het dwarspad staan op het uittreksel van de kadastrale kaart van het huizenblok niet aangegeven. 1.5. [gedaagde] heeft op het dwarspad tussen [a-straat] 9 en 11 een schutting geplaatst op zijn erfgrens waardoor het pad is versmald. Tot het moment van plaatsing van deze schutting was het dwarspad één meter breed. De ene helft van het dwarspad, dat wil zeggen vijftig centimeter, behoort toe aan het perceel van [a-straat] 9 en de andere helft behoorde toe aan het perceel van [a-straat] 11. 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer [eiseres c.s]. vorderen - zakelijk weergegeven - [gedaagde] op straffe van een dwangsom te gelasten om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de door hem, althans in zijn opdracht, geplaatste schutting te verwijderen, in die zin dat het oorspronkelijke recht van overpad tussen de woningen [a-straat] 9 en 11 te [woonplaats] in oude staat wordt hersteld, met kostenveroordeling. Daartoe voeren [eiseres c.s]. het volgende aan. Gedurende meer dan dertig jaar hebben alle bewoners van het huizenblok dat wordt omringd door de [a-straat], [c-straat], [b-straat] en [d-straat], gebruik gemaakt van het aangelegde dwarspad tussen de onroerende zaken [a-straat] 9 en 11. Er is een erfdienstbaarheid (een recht van overpad) ontstaan door bevrijdende verjaring. Dit pad heeft immer een minimale breedte gehad van één meter. Zonder enig overleg heeft [gedaagde] het pad met tenminste vijftig centimeter versmald door een schutting op de helft van het pad te plaatsen. Hierdoor wordt de doorgang van het pad bemoeilijkt en zelfs onmogelijk gemaakt voor bewoners met een rollator, kinderwagen, motorfiets en dergelijke. [gedaagde] voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of [eiseres c.s]. door extinctieve verjaring het recht op de gestelde erfdienstbaarheid hebben verkregen. 3.2. Nu sedert de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (1 januari 1992) nog geen 20 jaar en mitsdien de betreffende verjaringstermijn niet verstreken is, moet onderzocht worden of op enig ogenblik daarvoor de verjaringstermijn is gaan lopen. 3.3. Naar het recht vóór 1 januari 1992 kan door extinctieve verjaring een recht op erfdienstbaarheid niet verkregen worden. Conclusie is dan ook dat noch naar het recht van vóór 1 januari 1992 noch naar het recht van daarna de verjaringstermijn voltooid is. De vordering moet dan ook afgewezen worden. 3.4. De voorzieningenrechter neemt bij het voorgaande in aanmerking dat de vordering uitdrukkelijk alleen gebaseerd is op extinctieve verjaring. 3.5. [eiseres c.s]. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: wijst de vordering af; veroordeelt [eiseres c.s]. in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris en € 248,-- aan griffierecht. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier. ks