Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6051

Datum uitspraak2006-08-09
Datum gepubliceerd2006-08-10
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersKG 06/763
Statusgepubliceerd


Indicatie

Executiegeschil. Eiser heeft gedaagde op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden en aan gedaagde ten laste van eiser een vergoeding toegekend. Daarnaast is eiser bij wijze van vooropige voorziening veroordeeld tot doorbetaling van het loon vanaf de dag van het ontslag tot de dag van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Gedaagde heeft vervolgens executoriaal beslag laten leggen op de woning en de bankrekening van eiser. Eiser vordert nu in kort geding primair de executoriale beslagen op te heffen en subsidiair de executie van de beschikking van de kantonrechter te schorsen. Executie van de beschikking levert volgens hem misbruik van bevoegdheid op. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet gezegd kan worden dat de executie van de beschikking van de kantonrechter misbruik van procesrecht oplevert. De vordering wordt afgewezen.


Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE sector civiel recht - voorzieningenrechter Vonnis in kort geding van 9 augustus 2006, gewezen in de zaak met rolnummer KG 06/763 van: [eiser] h.o.d.n. "Kapsalon [naam kapsalon]", gevestigd te [plaats], eiser, procureur mr. F.H.T.C. van der Bruggen, advocaat mr. K. Koudijs te Huizen, tegen: [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde, procureur mr. F.B. van Batenburg. 1. De feiten Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 27 juli 2006 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan. 1.1. Gedaagde is sinds 18 januari 1999 in dienst bij eiser in de functie van parttime verkoopster. 1.2. Eiser heeft gedaagde bij brief van 21 maart 2006 op staande voet ontslagen. Bij brief van 24 maart 2006 heeft gedaagde onder meer de nietigheid van het gegeven ontslag op staande voet ingeroepen. 1.3. Bij verzoekschrift van 30 maart 2006 heeft eiser deze rechtbank, sector kanton, locatie Leiden, verzocht de arbeidsovereenkomst met gedaagde te ontbinden. Tevens heeft gedaagde een voorlopige voorziening gevraagd, waarin zij kort gezegd doorbetaling van loon vordert. De mondelinge behandeling van deze zaak heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de behandeling van het ontbindingsverzoek. 2.0. Bij beschikking van 3 mei 2006 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voor zover deze nog bestaat) met ingang van 15 mei 2006 ontbonden en aan gedaagde ten laste van eiser een vergoeding van € 7.553,-- bruto toegekend. Op 2 juni 2006 is de beschikking aan eiser betekend. Bij vonnis van 3 mei 2006 is eiser bij wijze van voorlopige voorziening onder andere veroordeeld tot betaling aan gedaagde van loon ten bedrage van € 748,20 per maand vanaf 21 maart tot 15 mei 2006. 1.5. Op 10 juni 2006 heeft gedaagde executoriaal beslag laten leggen op de aan eiser toebehorende woning staande en gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats]. Op 12 juli 2006 heeft gedaagde executoriaal beslag gelegd onder de [bank] op de bankrekening van eiser. 2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer Eiser vordert na wijziging van eis -zakelijk weergegeven-: - primair: de op 10 juni en 12 juli 2006 gelegde executoriale beslagen op te heffen; - subsidiair: de executie van het vonnis (bedoeld zal zijn: beschikking) van de kantonrechter van deze rechtbank, locatie Leiden, van 3 mei 2006 te schorsen. Daartoe voert eiser het volgende aan. Gedaagde dient met de executie van de beschikking van de kantonrechter te wachten totdat in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist omtrent de geldigheid van het ontslag op staande voet. Gedaagde is nog geen bodemprocedure gestart en wenst deze niet te starten. Onder deze omstandigheden maakt gedaagde een eventuele bodemprocedure illusoir en levert executie van de beschikking misbruik van bevoegdheid op. Voorts dient de executie geschorst te worden omdat de beschikking van de kantonrechter van 3 mei 2006 op een feitelijke misslag berust. Ten onrechte is geoordeeld dat gedaagde op 17 februari 2006 de pakjes sigaretten die zij had gescand zonder te betalen later op de dag alsnog per pinpas heeft betaald. Uit de overgelegde videobeelden blijkt dat gedaagde niet alleen in strijd met de regels heeft gehandeld doch ook geen betalingen heeft verricht. Gedaagde voert gemotiveerd verweer dat hierna, voorzover nodig, zal worden besproken. 3. De beoordeling van het geschil 3.1. Vaststaat dat de arbeidsovereenkomst tussen eiser en gedaagde op grond van artikel 7:685 Burgerlijk Wetboek is ontbonden "voor zover deze nog bestaat met ingang van 15 mei 2006" onder toekenning van een vergoeding van € 7.553,- bruto. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 5 september 1997, NJ 1998, 421) betekent deze clausule dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst afhankelijk is gesteld van de nietigheid van het ontslag en niet van (het in kracht van gewijsde gaan van) een rechterlijke uitspraak omtrent die nietigheid. Nu gedaagde, die op staande voet ontslagen is, de nietigheid van haar ontslag heeft ingeroepen wordt voorshands geoordeeld dat aan deze voorwaarde is voldaan. 3.2. Uitgangspunt is dan ook dat gedaagde, die met de beschikking van de kantonrechter van deze rechtbank over een executoriale titel beschikt, in beginsel bevoegd is van die titel gebruik te maken en eiser tot betaling van het bedrag van € 7.553,-- bruto kan dwingen. Op dit uitgangspunt kan slechts dan een uitzondering worden aanvaard indien moet worden aangenomen dat gedaagde misbruik maakt van haar bevoegdheid door het ten uitvoer leggen van de executoriale titel. Hiervan kan sprake zijn indien het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berust of indien er sprake is van nieuwe omstandigheden die aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zullen doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. 3.3. Eisers betoog komt erop neer dat het ontslag op staande voet op juiste gronden gegeven is, zodat executie van de beschikking misbruik van procesrecht oplevert. Voor de onderbouwing van zijn betoog verwijst eiser naar overgelegde videobeelden waaruit de juistheid van zijn betoog moet blijken. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter dat terzake al door de kantonrechter bij vonnis in kort geding is beslist. Indien de kanonrechter in kort geding een in de ogen van eiser onjuiste beslissing zou hebben genomen, is de aangewezen weg daartegen hoger beroep in te stellen of een bodemprocedure te entameren. Dat heeft eiser niet gedaan. Bovendien is niet gebleken dat het vonnis van de kantonrechter op een juridische of feitelijke misslag berust. Hetgeen eiser aanvoert ziet in wezen op de waardering door de kantonrechter van het bewijs en haar interpretatie dat gegeven de feiten en omstandigheden niet geconcludeerd kan worden dat gedaagde zaken van eiser verduisterd heeft. Het is niet aan de voorzieningenrechter - behoudens evidente misslagen waarvan in dezen geen sprake is- daarover in een executiegeschil een oordeel te geven. Een en ander leidt ertoe dat niet gezegd kan worden dat executie van de beschikking van de kantonrechter misbruik van procesrecht oplevert. 3.4. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering zal worden afgewezen. 3.5. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. 4. De beslissing De voorzieningenrechter: wijst het gevorderde af; veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.064,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 248,-- aan griffierecht; welke kosten op de voet van artikel 243 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moeten worden betaald aan de griffier van deze rechtbank. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 9 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier. wt