Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6140

Datum uitspraak2006-04-27
Datum gepubliceerd2006-08-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers771/05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzoek tot schorsing van zaak door eiseres. Reconventionele vordering ligt in hoger beroep niet aan het hof voor. Geen vordering ter zake waarvan overeenkomst tot afwikkeling van massaschade in een vergoeding voorziet.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM EERSTE ENKELVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ROLBESCHIKKING in de zaak van: [appellante], wonende te Purmerend, APPELLANTE, procureur: mr. W. Voerman, t e g e n de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND NV, gevestigd te Amsterdam, GEÏNTIMEERDE, procureur: mr. W.A.K. Rank. Partijen worden hierna [appellante] en Dexia genoemd. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Bij dagvaarding van 4 april 2005 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het vonnis dat de rechtbank Haarlem onder zaak-/rolnummer 232278 CV EXPL 04-1775 tussen partijen heeft gewezen en dat is uitgesproken op 6 januari 2005. 1.2. Bij memorie heeft [appellante] zes grieven tegen het vonnis aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie vermeld. 1.3. Dexia heeft een akte genomen met als opschrift “uitlating schorsing, bevattende voorwaardelijke akte van schorsing ex artikel 1015 Rv”. 1.4. [Appellante] heeft een antwoordakte genomen. 1.5. Vervolgens zijn de stukken in beide instanties door Dexia gefourneerd voor het vragen van een rolbeschikking. 2. Beoordeling 2.1. Dexia vordert op grond van artikel 1015 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schorsing van de onderhavige zaak. Dexia is in dezen eiseres. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van Dexia toegewezen. Hiertegen richt zich het hoger beroep van [appellante]. De reconventionele vordering van [appellante], die door de kantonrechter is afgewezen, ligt in hoger beroep niet aan het hof voor. 2.2. Er is hier derhalve naar het oordeel van de rolraadsheer geen sprake van ‘een vordering ter zake waarvan de overeenkomst in een vergoeding voorziet’, als bedoeld in artikel 1015 Rv. Hetgeen overigens door Dexia wordt aangevoerd brengt de rolraadsheer niet tot een ander oordeel. De vordering zal dan ook worden afgewezen en de zaak zal worden verwezen naar rol voor memorie van antwoord aan de zijde van Dexia. 3. Beslissing De rolraadsheer: wijst de vordering tot schorsing van Dexia af; verwijst de zaak naar de rol van donderdag 1 juni 2006 voor memorie van antwoord aan de zijde van Dexia. Deze rolbeschikking is gegeven door mr. T.A.C. van Hartingsveldt en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2006.