Jurisprudentie
AY6143
Datum uitspraak2006-08-11
Datum gepubliceerd2006-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801767-05
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-11
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/801767-05
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, nu gelet op de omstandigheden van het geval, niet gezegd kan worden dat het slachtoffer aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen, waarbij de rechtbank met name gelet heeft op het incidentele karakter en de duur van de oppassituatie. Verdachte wordt veroordeeld voor het subsidair ten laste gelegde, te weten het buiten echt plegen van ontuchtige handelingn met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren en legt aan verdachte een werkstraf voor de duur van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden op.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801767-05
Uitspraak d.d.: 11 augustus 2006
Tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres en plaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juli 2006.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 november 2004 in de gemeente [plaats], (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [datum], immers heeft hij (telkens) opzettelijk ontuchtig
met zijn, verdachtes, hand(en) (over) de (ontblote) borst(en) (onder een pyjamajasje en/of onder een topje, althans onder de kleding) van voornoemde [slachtoffer] gestreeld en/of gevoeld en/of gewreven en/of betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 november 2004 in de gemeente [plaats], met [slachtoffer] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, althans éénmaal, ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens)
met zijn, verdachtes, hand(en) (over) de (ontblote) borst(en) (onder een pyjamajasje en/of onder een topje, althans onder de kleding) van voornoemde [slachtoffer] strelen en/of voelen en/of wrijven en/of betasten;
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat het antwoord op de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, afhankelijk is van alle omstandigheden van het geval, zoals het overwicht dat tussen de verdachte en de minderjarige bestaat op grond van de aard en de duur van de betrekking tussen beiden, de plaats waar de tenlastegelegde gedragingen plaatsvonden en de leeftijd van verdachte en van de minderjarige. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat in het onderhavige geval, gelet op onder meer het incidentele karakter en de duur van de oppassituatie, het slachtoffer [naam] aan de zorg en/of waakzaamheid van de verdachte was toevertrouwd ten tijde van het plegen van de ontuchtige handelingen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2003 tot en met 01 november 2004 in de gemeente [plaats], met [slachtoffer] (geboren op [datum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen,
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het telkens
met zijn, verdachtes, handen (over) de (ontblote) borst(en) (onder een pyjamajasje en/of onder een topje) van voornoemde [slachtoffer] strelen en/of voelen en/of wrijven en/of betasten.
Bewijsoverweging
Voor zover door en namens verdachte is betoogd dat de verklaringen van het slachtoffer [naam] onbetrouwbaar zijn, wordt dit door de rechtbank verworpen. Zij overweegt daartoe dat hetgeen bewezen is verklaard correspondeert met hetgeen door zowel het slachtoffer als door verdachte bij de politie is verklaard. De rechtbank ziet, gelet op de bekennende verklaring van verdachte terzake het bewezenverklaarde, dan ook niet in in hoeverre dat deel van de verklaringen van het slachtoffer als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders subsidiair is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Subsidiair : Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 27 april 2006 opgemaakt door drs. S. Labrijn, GZ-psycholoog.
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door zijn handelen niet alleen misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer, zijn nichtje, had, maar dat hij tevens ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis-straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de na te melden bijzondere voorwaarden stellen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.500,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde. Dit bedrag bestaat uit geleden immateriële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de geleden immateriële schade op basis van de thans beschikbare gegevens naar redelijkheid en billijkheid valt te begroten op ten minste € 500,-. De vordering dient – als voorschot – tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering voor dat overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het meerdere slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 247, van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders subsidiair is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen of dat hij een training zal volgen.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 (twee-honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]), van een bedrag van € 500, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam], voornoemd, een bedrag te betalen van € 500,-, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mr. Elders, voorzitter, mrs. Van Hoorn en Schmitz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 augustus 2006.