Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6372

Datum uitspraak2006-05-24
Datum gepubliceerd2006-08-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
ZaaknummersAWB 05/1437 en AWB 05/1451
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vergoeding proceskosten


Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer Zaaknummers: AWB 05/1437 en AWB 05/1451 Uitspraakdatum: 24 mei 2006 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen [eiseres] (eiseres) en [eiser] (eiser), wonende te [woonplaats], eisers, en de heffingsambtenaar van de gemeente Groningen, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding Verweerder heeft bij afzonderlijke beschikkingen krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres], te [woonplaats] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2003, vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2005 tot 1 januari 2007 op € 165.750,--. Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar van 28 september 2005 de waarde gehandhaafd. Eisers hebben daartegen bij (afzonderlijke) brieven van 30 oktober 2005 beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en verweerschriften ingediend. Bij brieven van 19 mei 2006 heeft verweerder voorgesteld de waarde van de woning te verminderen tot een bedrag van € 135.200,--. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 mei 2006 te Groningen. Eisers zijn daar in persoon verschenen, bijgestaan door mw. mr. K. Schipper. Namens verweerder is verschenen M. Riemersma en J. ten Berge, gediplomeerd WOZ-taxateur. 2. Rechtsoverwegingen Partijen hebben ter zitting overeenstemming bereikt inhoudende dat de vastgestelde waarde van voormelde zaak dient te worden verminderd tot € 135.200,--. Voorts hebben partijen ter zitting overeenstemming bereikt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht en de kosten voor de uittreksels uit het kadaster (€ 8,--) dient te vergoeden. Voor de rechtbank is geen aanleiding niet dienovereenkomstig te beslissen. 3. Proceskosten De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten zoals bedoeld in art. 8:75 van de Awb. Het verzoek van eiseres om de proceskosten in bezwaar te vergoeden wordt - nog los van de vraag of deze kosten voor vergoeding in aanmerking zouden zijn gekomen - afgewezen. Het verzoek dient op grond van artikel 7:15, derde lid, van de Awb reeds in bezwaar te worden gedaan. Uit de stukken blijkt niet dat eiseres in bezwaar proceskosten heeft gevorderd. Als kosten heeft eiseres nog gevorderd de kosten van 8 uren die zij heeft besteed aan het opstellen van het beroepschrift en de kosten die zij heeft gemaakt voor het opstellen van de conclusie van dupliek. Tijdsverzuim voor het opstellen processtukken valt echter niet onder de reikwijdte van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), zodat de op dit punt gevorderde kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de gestelde door mw. mr. K. Schipper gemaakte kosten geldt dit evenzeer. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb, nu zij eiseres in de procedure vrijwillig heeft bijgestaan. Ook de kosten voor het versturen van zes aangetekende brieven komen gelet op het bepaalde in artikel 1 Bpb niet voor vergoeding in aanmerking, zodat het verzoek van eiseres ook op dit punt moet worden afgewezen. Eiseres heeft voorts verletkosten van € 120,-- (8 x € 15,--) in verband met het bijwonen van de zitting gevorderd. De verletkosten in verband met het bijwonen van de zitting van komen voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank bepaalt deze kosten op (2 x € 15,--) € 30,--. Voor eiser stelt de rechtbank de kosten, op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 45,34,-- wegens reiskosten. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken. 4. Beslissing De rechtbank: - verklaart de beroepen gegrond; - vernietigt de uitspraken op bezwaar; - vermindert de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] per waardepeildatum 1 januari 2003 tot een bedrag van € 135.200,--; - gelast dat de gemeente Groningen als rechtspersoon het door eiseres betaalde griffierecht van € 37,-- aan eiseres vergoedt; - gelast dat de gemeente Groningen als rechtspersoon de proceskosten van eiseres, welke zijn vastgesteld op € 38,-- (verletkosten + uittreksels kadaster), aan eiseres vergoedt; - gelast dat de gemeente Groningen als rechtspersoon het door eiser betaalde griffierecht van € 37,-- aan eiser vergoedt; - gelast dat de gemeente Groningen als rechtspersoon de proceskosten van eiser, welke zijn vastgesteld op € 45,34,-- (reiskosten) aan eiser vergoedt. Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.P. den Hollander, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank. AWB 05/1437 en AWB 05/1451 blad 3 uitspraak