
Jurisprudentie
AY6383
Datum uitspraak2006-08-08
Datum gepubliceerd2006-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4292 TW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/4292 TW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen recht op toeslag krachtens TW. Inkomen niet beneden relevant minimum.
Uitspraak
04/4292 TW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2004, 03/2793 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2006. Appellant is met voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden.
II. OVERWEGINGEN
Op 30 april 2003 heeft appellant een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) aangevraagd. Bij besluit van 7 mei 2003, gehandhaafd bij besluit van 5 augustus 2003 (hierna: het bestreden besluit), heeft het Uwv appellant medegedeeld dat hij per 1 mei 2003 geen recht heeft op een toeslag. Daarbij is overwogen dat recht op een toeslag bestaat wanneer het inkomen van een betrokkene beneden het voor hem relevante sociaal minimum op grond van artikel 2 van de TW ligt. Het voor appellant geldende sociaal minimum bedroeg op 1 mei 2003 70% van het bruto minimumloon per dag. Het inkomen van appellant op 1 mei 2003 bestond uit een vervolguitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ter hoogte van eveneens 70% van het bruto minimumloon, zodat geen recht bestond op een aanvullende toeslag.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft de juistheid van deze uitspraak bestreden en, evenals in beroep, aangevoerd dat zijn inkomen op 1 mei 2003 onder het sociaal minimum lag, zodat hij wel recht had op een toeslag.
De Raad kan appellant hierin niet volgen. Met overneming van de gronden in de aangevallen uitspraak is ook de Raad van oordeel dat het Uwv appellant terecht geen toeslag op grond van de TW heeft toegekend.
Voor zover appellant meent dat hij recht had op een zodanige toeslag dat zijn inkomen werd aangevuld tot 100% van het wettelijk minimumloon is die opvatting onjuist. Appellant was op 1 mei 2003 een ongehuwde zonder tot zijn huishouden behorende kinderen jonger dan 18 jaar. Ingevolge artikel 2, derde lid, van de TW zou hij als zodanig recht op een toeslag hebben wanneer hij per dag een inkomen zou hebben dat lager was dan 70% van het minimumloon. Het inkomen van appellant was echter niet lager dan 70% van het minimumloon, maar daaraan precies gelijk.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt.
De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en H.G. Rottier en C.P.M. van de Kerkhof als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.S.G. Staal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) T.S.G. Staal.

