Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6409

Datum uitspraak2005-12-30
Datum gepubliceerd2006-08-17
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers256445 - FA RK 05-7340
Statusgepubliceerd


Indicatie

Toestemming orgaandonatie ex artikel 4 Wet op de orgaandonatie.


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector Familie- en Jeugdrecht TOESTEMMING VERWIJDERING VAN EEN ORGAAN EX ARTIKEL 4 WET OP DE ORGAANDONATIE zaak/rekestnummer : 256445 / FA RK 05-7340 datum uitspraak : 30 december 2005 BESCHIKKING op het verzoekschrift van: het Leids Universitair Medisch Centrum (verder het LUMC), gevestigd te Leiden, procureur mr. H.J.A. Knijff, advocaat mr. M. Rijken, kantoorhoudende te Utrecht. Het verzoekschrift heeft betrekking op: [donor], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], verder de donor, wonende te [woonplaats]. Als belanghebbenden worden tevens aangemerkt: 1. [broer donor], broer van de donor, wonende te [woonplaats] 2. [curator], gehuwd met [echtgenoot]. wettelijke vertegenwoordiger (curator) van de donor, wonende te [woonplaats]. PROCESGANG De rechtbank te 's-Gravenhage heeft bij beschikking d.d. 25 april 1983 [donor] onder curatele gesteld en tot haar curator benoemd: [curator], gehuwd (geweest) met [echtgenoot]. Op 23 december 2005, ingekomen bij de rechtbank op 27 december 2005, heeft het LUMC een verzoekschrift met bijlagen ingediend, daartoe strekkende dat de rechtbank toestemming verleent op grond van artikel 4 lid 2 Wet op de orgaandonatie (WOD) tot het verrichten van een ingreep tot beenmergafname bij de donor, ten behoeve van haar broer [ontvanger], verder te noemen de ontvanger. Bij het verzoekschrift zijn overgelegd: - een ondertekende medische verklaring van een arts dat het te verwijderen orgaan een regenererend orgaan betreft, dat de verwijdering geen blijvende gevolgen heeft voor de gezondheid van de donor, en dat het ten behoeve is van een broer van de donor die in levensgevaar verkeert en van wie het levensgevaar niet op een andere wijze kan worden afgewend. - een instemmingsverklaring van de curator; De donor is op 29 december 2005 in haar woonplaats gehoord, in aanwezigheid van de curator, haar wettelijke vertegenwoordiger, alsmede de advocaat van het LUMC, mr. M. Rijken en de donor-arts van het LUMC, [arts]. OVERWEGINGEN In artikel 4 lid 1 WOD is bepaald dat verwijdering bij leven van een orgaan van een meerderjarige die niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dit slechts geschiedt indien het een regenererende orgaan betreft en de verwijdering geen blijvende gevolgen zal hebben voor de gezondheid van de donor en alleen ten behoeve van implantatie bij een bloedverwant tot en met de tweede graad die in levensgevaar verkeert en van wie het levensgevaar niet op andere wijze even goed kan worden afgewend en indien tevens de donor een zwaarwegend belang heeft bij het afwenden van het levensgevaar van bedoelde bloedverwant. Ingevolge artikel 4 lid 2 WOD is toestemming van de rechtbank vereist nadat toestemming is verkregen van de wettelijke vertegenwoordiger van de donor tot verwijdering bij het leven van een orgaan van een meerderjarige die niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. In artikel 4, lid 3 WOD is een informatieplicht van degene die het orgaan zal verwijderen aan de wettelijk vertegenwoordiger neergelegd. In artikel 6 WOD zijn nadere eisen gesteld aan de toestemmingsverklaring als bedoeld in artikel 4 lid 2. In dit geval is de beoogde donor een meerderjarige die niet in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen als bedoeld in artikel 4 lid 1 WOD. Zij is namelijk verstandelijk gehandicapt en heeft blijkens de stukken de geestvermogens van een ongeveer vijfjarig kind. BEOORDELING 1.1 Ten aanzien van artikel 4 lid 1 WOD Uit de overgelegde stukken en de nadere informatie ter zitting is gebleken dat ontvanger, een broer van de donor, ernstig ziek is als gevolg van een beenmergaandoening en geïndiceerd is voor beenmergvervangende stamceltherapie. Tevens is de gebleken dat ontvanger, indien geen stamceltherapie bij hem wordt uitgevoerd, op afzienbare termijn met zekerheid zal komen te overlijden, aangezien alternatieve behandelingsmogelijkheden voor hem zijn uitgeput. Teneinde stamceltherapie toe te kunnen passen, dient een donor gevonden te worden die HLA-identiek is (HLA= Humane Leukocyten Antigenen). In eerste instantie zijn de negen andere broers en zusters van ontvanger getest, maar gebleken is dat zij niet HLA-identiek waren. Vervolgens is via EuropDonor gezocht naar een passende onverwante donor, maar die zoektocht heeft geen resultaat opgeleverd. Deze zoektocht is wereldwijd uitgevoerd. Ter zitting is nader toegelicht dat één potentiële donor is gevonden in Australië, maar deze bleek uiteindelijk ook niet geschikt. Tenslotte zijn artsen, na afstemming met de behandelaren en verzorgenden in het tehuis waar de donor woont, overgegaan tot typering van het enige overgebleven gezinslid. Uit de testen bleek dat de donor de enige HLA-identieke sibling is (alle broers en zusters met dezelfde ouders). Voor zover uit de in artikel 4 lid 1 WOD neergelegde criteria, in samenhang met artikel 8 van de WOD, volgt dat toestemming alleen mag worden verleend indien de ingreep als een ultimum remedium valt aan te merken, is daarvan dus in dit geval sprake. Vooropgesteld is dat stamceltherapie kan worden uitgevoerd door cellen van de (gezonde) donor, onder narcose verkregen uit haar beenmerg, toe te dienen aan de patiënt. Een andere methode van doneren is overwogen, maar in dit geval op medische gronden niet toepasbaar. Het betreft in dit geval een regenererend orgaan van de donor, en de beenmergdonatie zal geen blijvende gevolgen hebben voor de gezondheid van de donor. Uit de medische toelichting bij het verzoek blijkt dat dit type operatie regelmatig plaatsvindt en dat zich nog nooit gezondheidsschade bij een donor heeft voorgedaan. Derhalve is ook voldaan aan de wettelijke criteria ter bescherming van de donor. Verder is in het verzoekschrift aangegeven dat de donor een intensief contact heeft met haar broer en alles wil doen om te voorkomen dat haar broer overlijdt. Ter zitting heeft de rechtbank vastgesteld dat de donor begrijpt dat ze een medische handeling zal ondergaan om haar broer te helpen. Zij verblijft regelmatig een weekeinde bij haar broer en gaf er blijk van er naar uit te kijken dat na zijn genezing weer te kunnen doen. Zij verklaarde expliciet haar broer niet te willen missen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate voldaan aan het vereiste dat de donor een zwaarwegend belang moet hebben bij het afwenden van het levensgevaar van de ontvanger. 1.2 Ten aanzien van artikel 4 lid 2 en artikel 6 WOD De curator van betrokkene heeft toestemming verleend tot het verrichten van de ingreep. De rechtbank heeft zich ervan vergewist dat deze verklaring voldoet aan de in artikel 6 gestelde eisen. 1.3 Ten aanzien van artikel 4 lid 3 WOD Uit de verklaring bedoeld in 1.2 blijkt dat de wettelijk vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 4 lid 3 WOD is geïnformeerd door verzoeker, het LUMC. Ter zitting heeft zij dit desgevraagd bevestigd. 1.4 De rechtbank zal, nu aan alle voorwaarden is voldaan tot het verlenen van de verzochte toestemming, en er geen bezwaren tegen inwilliging van het verzoek aanwezig zijn, beslissen zoals is verzocht. Uit de bewoordingen van het verzoek leidt de rechtbank af dat mede beoogd is te verzoeken de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De rechtbank ziet daartegen geen beletselen als bedoeld in artikel 233 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en acht gelet op het spoedeisend belang van de zaak termen aanwezig daartoe over te gaan. BESLISSING De rechtbank: verleent toestemming tot het verrichten van een ingreep tot beenmergafname bij [donor], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]; verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Verbeek, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 december 2005, in tegenwoordigheid van A.U. Hatuina als griffier. De griffier buiten staat zijnde deze beschikking mede te ondertekenen.