Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6423

Datum uitspraak2006-08-16
Datum gepubliceerd2006-08-17
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20-000434-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 3 van de Opiumwet; onrechtmatig verkregen bewijs; bewijsuitsluiting; vrijspraak. Het hof acht de enkele levering van een grote hoeveelheid potgrond en de melding van Essent over grootgebruik, gemeten over alle woningen op het adres van verdachte tezamen, onvoldoende om daarop een redelijke verdenking ten aanzien van verdachte te baseren, nu ook overigens nergens uit het dossier blijkt dat er, voorafgaand aan de doorzoeking bij verdachte, sprake was van een aanwijzing (zoals een voorafgaande waarneming) dat verdachte hennep aanwezig had. Voorts blijkt niet dat verdachte aan de verbalisanten toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking op zijn perceel. De doorzoeking van het perceel van verdachte is derhalve onrechtmatig. Gelet hierop zijn er in het voorbereidend onderzoek onherstelbare vormverzuimen begaan. Nu het bewijsmateriaal in overwegende mate door dit verzuim is verkregen en hierdoor een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden, dient het door dit verzuim verkregen bewijsmateriaal van het bewijs te worden uitgesloten, als compensatie voor het aan verdachte toegebrachte nadeel.


Uitspraak

Parketnummer: 20-000434-06 Uitspraak : 16 augustus 2006 TEGENSPRAAK Gerechtshof 's-Hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 2 februari 2006 in de strafzaak met parketnummer 01-837432-05 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972, wonende te [woonplaats], [adres]. Hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde feit. Vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing. Tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: hij op of omstreeks 15 september 2005 te Mierlo, gemeente Geldrop-Mierlo, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen op/aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 180, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. Vrijspraak Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. Uit het proces-verbaal van politie Brabant Zuidoost, afdeling Geldrop-Mierlo Nuenen, proces-verbaalnummer PL2211/05-110234, d.d. 2 december 2005, blijkt dat in juni 2004 een melding was ontvangen van Essent, inhoudende dat men het vermoeden had dat er een of meerdere hennepkwekerijen aan de [adres] in werking waren. Sporen van een in werking zijnde hennepkwekerij werden door de verbalisanten echter niet aangetroffen. Vervolgens komt in april 2005 anonieme informatie binnen over de aflevering van een grote hoeveelheid potgrond bij de woonwagenlocatie aan de [adres]. Naar aanleiding van deze informatie werd er door Essent een belastingmeting uitgevoerd, waaruit bleek dat op voornoemde locatie nog steeds sprake was van grootverbruik. Vervolgens werd er een gezamenlijke actie uitgevoerd door de politie, waarbij alle locaties aan de [adres] werden gecontroleerd, waaronder ook de woning van verdachte, waar een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. Uit het aanvullend proces-verbaal van politie Brabant Zuidoost, afdeling Geldrop-Mierlo Nuenen, proces-verbaalnummer PL2211/05-110234, d.d. 10 juli 2006, blijkt dat de belastingmeting die door Essent is uitgevoerd, alle percelen aan de [adres] tezamen inhoudt. Het hof acht de enkele levering van een grote hoeveelheid potgrond en de melding van Essent over grootgebruik, gemeten over de hele locatie [adres] tezamen, onvoldoende om daarop een redelijke verdenking ten aanzien van verdachte te baseren, nu ook overigens nergens uit het dossier blijkt dat er, voorafgaand aan de doorzoeking bij verdachte, sprake was van een aanwijzing (zoals een voorafgaande waarneming) dat verdachte hennep aanwezig had. Voorts blijkt niet dat verdachte aan de verbalisanten toestemming heeft gegeven voor de doorzoeking op zijn perceel. De doorzoeking van het perceel van verdachte aan de [adres] is derhalve onrechtmatig. Gelet hierop zijn er naar 's hofs oordeel in het voorbereidend onderzoek onherstelbare vormverzuimen begaan. Nu het bewijsmateriaal in overwegende mate door dit verzuim - te weten de onrechtmatige doorzoeking - is verkregen en hierdoor een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift in aanzienlijke mate is geschonden, dient het door dit verzuim verkregen bewijsmateriaal van het bewijs te worden uitgesloten, als compensatie voor het aan verdachte toegebrachte nadeel. Bij gebrek aan voldoende andersoortig bewijs moet verdachte van het ten laste gelegde feit worden vrijgesproken. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij. Aldus gewezen door mr. F. van Beuge, voorzitter, mrs. N.J.L.M. Tuijn en A.H.Q. Goossens, in tegenwoordigheid van mr. C.P.J. Scheele, griffier, en op 16 augustus 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken. Mr. A.H.Q. Goossens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.