Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6511

Datum uitspraak2006-07-26
Datum gepubliceerd2006-08-22
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsHaarlem
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/47347
Statusgepubliceerd


Indicatie

Middelenvereiste / aanvraagdatum verblijfsvergunning / toetsingskader. Eiseres heeft de Amerikaanse nationaliteit en heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf bij echtgenoot’. Ter beoordeling ligt ten eerste voor de vraag wanneer onderhavige aanvraag door eiseres is ingediend. Daarbij gaat de rechtbank uit van de volgende feiten. In het dossier zit een aanvraagformulier om verlening van een verblijfsvergunning, die op 23 november 2003 door eiseres is ondertekend. Op dit formulier is een stempel ‘Ingekomen IKAA 3 november 2004’ geplaatst. Desgevraagd heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het Immigratiekantoor Amsterdam gebruik maakt van de afkorting IKAA en dat daar de aanvraag op 3 november 2004 is ontvangen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het Immigratiekantoor Amsterdam thans gebruik maakt van de afkorting IKA en niet van de afkorting IKAA, de voormalige afkorting voor Immigratiekantoor Amsterdam Amstelland. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat per 1 april 2004 de administratieve taken van de betreffende Vreemdelingendienst zijn overgedragen aan de diverse gemeenten in de regio zodat het immigratiekantoor alleen nog werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de gemeente Amsterdam en voor de gemeente Diemen. Hierdoor veranderde de naam per 1 april 2004 van IKAA in de naam IKA (Immigratiekantoor Amsterdam). Gezien het voorgaande kan verweerder uit de combinatie in de stempel naam (IKAA) en datum (3 november 2004) niet zonder nadere motivering de conclusie trekken dat de aanvraag van eiseres op 3 november 2004 bij het Immigratiekantoor Amsterdam is ontvangen. Nu de aanvraagdatum van belang is voor het toetsingskader van de onderhavige zaak, kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Beroep gegrond.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE Sector bestuursrecht Nevenzittingsplaats Haarlem zaaknummer: AWB 05 / 47347 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 26 juli 2006 in de zaak van: [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1971, van Amerikaanse nationaliteit, eiseres, gemachtigde: mr. P.C. de Goede, advocaat te Santpoort, tegen: de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder, gemachtigde: mr. A.L. de Mik, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage. 1. Procesverloop 1.1 Eiseres heeft op 3 november 2004 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor het doel ‘verblijf bij echtgenoot [echtgenoot]’ (verder te noemen hoofdpersoon). Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 3 juni 2005 afgewezen. Eiseres heeft tegen het besluit op 4 juni 2005 bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar bij besluit van 29 september 2005 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit op 21 oktober 2005 beroep ingesteld. 1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. 1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 14 juni 2006. Eiseres en verweerder zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde. 1.4 Het onderzoek is ter zitting niet gesloten, teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een ter zitting gestelde vraag te beantwoorden. Verweerder heeft bij brief van 21 juni 2006 gereageerd. Namens eiseres is bij brief van 28 juni 2006 gereageerd. Hierop heeft verweerder weer bij brief van 5 juli 2006 gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek, met toestemming van partijen, zonder nadere zitting gesloten. 2. Overwegingen 2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde. 2.2 Ingevolge artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 worden afgewezen indien de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan dan wel, indien de persoon bij wie de vreemdeling wil verblijven, niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. 2.3 Ingevolge artikel 3.73, eerste lid, aanhef en onder b, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) zijn de in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, Vw bedoelde middelen van bestaan in ieder geval zelfstandig, indien verworven uit wettelijk toegestane arbeid als zelfstandige, voorzover de vereiste premies en belastingen zijn afgedragen. 2.4 Ingevolge artikel 3.74, aanhef en onder d, Vb zijn de in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder c, Vw bedoelde middelen van bestaan voldoende, indien het netto-inkomen gelijk is aan, ingeval van gezinsvorming: 120 procent van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 14 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, met inbegrip van de vakantiebijslag, bedoeld in artikel 15 van die wet. 2.5 Ingevolge artikel 3.20, eerste lid, Voorschrift Vreemdelingen 2000 (Vv) zijn middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige eerst duurzaam indien zij gedurende ten minste anderhalf jaar zijn verworven en nog een jaar beschikbaar zijn op het tijdstip waarop de aanvraag is ontvangen of de beschikking wordt gegeven. 2.6 In B1/2.2.3.3 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is neergelegd wat onder voldoende middelen van bestaan wordt verstaan. 2.7 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat niet is gebleken dat de hoofdpersoon ten tijde van het bestreden besluit over zelfstandige, voldoende en duurzame middelen van bestaan beschikt. 2.8 Eiseres heeft daar het volgende - samengevat - tegenin gebracht. Eiseres heeft de aanvraag niet op 3 november 2004 ingediend, zoals verweerder stelt, maar voor 1 november 2004. Derhalve heeft verweerder de aanvraag ten onrechte aan de nieuwe inkomensnorm getoetst. De hoofdpersoon beschikt over voldoende middelen van bestaan. Voorts is eiseres van mening dat de door verweerder toegepaste norm in strijd is met de Europese Richtlijn inzake het recht op gezinshereniging (Richtlijn 2003/86/EG, PbEG L 251). Verder heeft verweerder de hoorplicht geschonden. Tevens verzoekt eiseres om schadevergoeding op grond van artikel 8:73 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door het ten onrechte niet toekennen van de verzochte verblijfsvergunning mag eiseres geen inkomen verwerven in Nederland. Eiseres is van mening dat zij vanaf het moment dat verweerder de uitspraak op bezwaar heeft gedaan recht heeft op een schadevergoeding als gevolg van inkomstenderving. De rechtbank overweegt als volgt. 2.9 Ter beoordeling ligt ten eerste voor de vraag wanneer onderhavige aanvraag door eiseres is ingediend. 2.10 Bij de beoordeling van het geschil betrekt de rechtbank de volgende feiten. In het dossier zit een aanvraagformulier om verlening van een verblijfsvergunning, die op 23 november 2003 door eiseres is ondertekend. Op dit formulier is een stempel ‘Ingekomen IKAA 3 november 2004’ geplaatst. 2.11 Desgevraagd heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het Immigratiekantoor Amsterdam gebruik maakt van de afkorting IKAA en dat daar de aanvraag op 3 november 2004 is ontvangen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het Immigratiekantoor Amsterdam thans gebruik maakt van de afkorting IKA en niet van de afkorting IKAA, de voormalige afkorting voor Immigratiekantoor Amsterdam Amstelland. 2.12 Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat per 1 april 2004 de administratieve taken van de betreffende Vreemdelingendienst zijn overgedragen aan de diverse gemeenten in de regio zodat het immigratiekantoor alleen nog werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de gemeente Amsterdam en voor de gemeente Diemen. Hierdoor veranderde de naam per 1 april 2004 van IKAA in de naam IKA (Immigratiekantoor Amsterdam). 2.13 Gezien het voorgaande kan verweerder uit de combinatie in de stempel naam (IKAA) en datum (3 november 2004) niet zonder nadere motivering de conclusie trekken dat de aanvraag van eiseres op 3 november 2004 bij het Immigratiekantoor Amsterdam is ontvangen. 2.14 Nu de aanvraagdatum van belang is voor het toetsingskader van de onderhavige zaak, kan het bestreden besluit niet in stand blijven. De rechtbank komt daarmee niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden. 2.15 Ten aanzien van het verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:73 Awb overweegt de rechtbank als volgt. Aangezien de aansprakelijkheid van verweerder afhankelijk is van het nader door hem te nemen besluit, welk besluit vervolgens vatbaar is voor beroep bij de rechter, acht de rechtbank het niet aangewezen thans toepassing te geven aan artikel 8:73 Awb. De rechtbank merkt daarbij op dat zodra duidelijk is of eiseres in het nieuw te nemen besluit in het gelijk wordt gesteld, zij verweerder alsnog kan verzoeken een zelfstandig schadebesluit te nemen of alsnog een vordering bij de civiele rechter kan indienen. 2.16 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12 Awb en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. 2.17 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste en derde lid, Awb verweerder veroordelen in de door eiseres gemaakte kosten en de rechtspersoon aanwijzen die de kosten moet vergoeden. De kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn € 644,-- ( 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). 2.18 Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb zal de rechtbank de Staat der Nederlanden aanwijzen als rechtspersoon die het betaalde griffierecht moet vergoeden. 3. Beslissing De rechtbank: 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het bestreden besluit; 3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van 4 juni 2005 met inachtneming van deze uitspraak; 3.4 wijst het verzoek tot schadevergoeding af; 3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet voldoen; 3.6 draagt de Staat der Nederlanden op het betaalde griffierecht ad € 138,-- aan eiseres te vergoeden Deze uitspraak is gedaan door mr. E.B. de Vries, rechter, en op 26 juli 2006 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier. Afschrift verzonden op: Coll: Rechtsmiddel Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.