
Jurisprudentie
AY6542
Datum uitspraak2006-08-10
Datum gepubliceerd2006-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6481 BPW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6481 BPW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Niet ontvankelijk-verklaring van het verzet i.v.m. termijnoverschrijding.
Uitspraak
04/6481 BPW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet in verband met het geding tussen:
[appellant] (hierna: appellant),
en
de Raadskamer Wetten Buitengewoon Pensioen van de Pensioen- en Uitkeringsraad, (hierna: verweerster)
Datum uitspraak: 10 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 17 van de Beroepswet van 24 februari 2005 heeft de Raad het door appellant tegen het besluit van verweerster van 24 september 2004 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 24 februari 2005 heeft appellant verzet gedaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2006. Daar is appellant in persoon verschenen. Verweerster heeft zich, zoals aangekondigd, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak waartegen verzet is gedaan is op 24 februari 2005 aangetekend naar appellant verzonden. De laatste dag van de wettelijk gestelde verzetstermijn van zes weken is derhalve 7 april 2005. Het verzetschrift is eerst na afloop van de gestelde verzetstermijn per telefaxbericht op 10 april 2005 ter griffie van de Raad ontvangen.
De Raad is van oordeel dat appellant in het verzetschrift en ter zitting geen gronden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat appellant niet in verzuim is geweest.
Hiertoe heeft de Raad overwogen dat het niet met medische gegevens onderbouwde argument dat appellant het gehele jaar 2005 onder medische behandeling was en onbekwaam was om tijdig actie te ondernemen, ontoereikend is om het verzuim te excuseren. De Raad is tevens niet gebleken dat appellant wegens zijn ziekte niet in staat zou zijn geweest zich tijdig tot een derde te wenden om namens hem een verzetschrift in te dienen. Het ter zitting aangevoerde argument dat appellant zich onvoldoende ervan bewust was dat overschrijding van de termijn tot een niet-ontvankelijkverklaring van het verzet zou leiden biedt evenmin aanknopingspunten om het verzuim te excuseren.
Gelet op het voorgaande dient het verzet niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door G.L.M.J. Stevens. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2006.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.

