
Jurisprudentie
AY6547
Datum uitspraak2006-08-16
Datum gepubliceerd2006-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6668 ZW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-18
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6668 ZW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen procesbelang. Niet ontvankelijk. Limitatieve opsomming van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding.
Uitspraak
05/6668 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 oktober 2005, 04/980 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna Uwv).
Datum uitspraak: 16 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. H.J.A. Aerts, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 5 april 2006 heeft het Uwv de Raad medegedeeld dat een nieuwe beslissing op bezwaar is genomen met betrekking tot de WAO-uitkering van appellante. Per 27 december 2002 dient appellante in het kader van de WAO te worden ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%. Dit impliceert dat appellante per 28 juni 2004 geen recht heeft op ziekengeld. Het Uwv heeft middels een nieuwe beslissing op bezwaar, gedateerd 5 april 2006, aan appellante medegedeeld de beslissing van 24 juni 2004 met een andere motivering te handhaven.
Bij brief van 4 mei 2006 heeft mr. H.J.A. Aerts de Raad meegedeeld dat appellante zich volledig kan verenigen met de nieuwe beslissing op bezwaar ingevolge de ZW en heeft hij de Raad verzocht het Uwv in de proceskosten te veroordelen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de brief d.d. 4 mei 2006 van de gemachtigde van appellante heeft appellante geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep, zodat dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
Met betrekking tot de door appellante gevorderde vergoeding van de eigen bijdrage uit hoofde van de verleende toevoeging overweegt de Raad dat in een bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht een limitatieve opsomming is gegeven van proceshandelingen waarvoor een forfaitaire vergoeding kan worden gegeven en dat in vergoeding van de in verband met een afgegeven toevoeging te betalen bijdrage daarbij niet is voorzien.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep en op € 36,80 aan gevorderde kosten voor het verstrekken van inlichtingen door de huisarts, in totaal € 680,80.
Voorts merkt de Raad nog op dat uit het bepaalde in artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellante zich met een verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv dient te wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellante tot een bedrag groot € 680,80, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2006.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.
MK

