
Jurisprudentie
AY6621
Datum uitspraak2006-08-14
Datum gepubliceerd2006-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000080-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-000080-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, nu op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat op 25 augustus 2005 geen vergadering van de gemeenteraad (of van een raadscommissie) van de gemeente [gemeente] heeft plaatsgevonden en evenmin zou plaatsvinden. Reeds omdat de tijdsbepaling een essentieel onderdeel van de tenlastelegging uitmaakt, moet de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd niet overtuigend bewezen is, zodat de verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Uitspraak
arrestnummer:
parketnummer: 23-000080-06
datum uitspraak: 14 augustus 2006
TEGENSPRAAK
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Haarlem van 21 december 2005 in de strafzaak onder parketnummer 15-630627-05 v[gemeente]enbaar ministerie tegen
[verdachte]
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is, blijkens mededeling van de verdachte en de raadsman op de terechtzitting, niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissing ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 december 2005 en op de terechtzitting in hoger beroep van 31 juli 2006.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd.
De daarin vermelde tenlastelegging, voorzover in hoger beroep nog aan de orde, wordt hier overgenomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
De advocaat-generaal heeft gevorderd en de verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het aan hem onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Met de raadsman en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, nu op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat op 25 augustus 2005 geen vergadering van de gemeenteraad (of van een raadscommissie) van de gemeente [gemeente] heeft plaatsgevonden en evenmin zou plaatsvinden. Reeds omdat de tijdsbepaling een essentieel onderdeel van de tenlastelegging uitmaakt, moet de verdachte ter zake van het onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 subsidiair tenlastegelegde overweegt het hof dat hetgeen verdachte ten laste is gelegd niet overtuigend bewezen is, zodat de verdachte ook daarvan moet worden vrijgesproken.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de 4e meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.E. de Winter, mr. R.C.P. Haentjens en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van mr. M.E.P. Bons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 augustus 2006.

