
Jurisprudentie
AY6625
Datum uitspraak2006-08-03
Datum gepubliceerd2006-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630378-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/630378-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eurostar; medeplegen poging diefstal met geweld/afpersing; verweer medeplichtingheid i.p.v. medeplegen verworpen; verdachte minderjarig ten tijde begaan feit, toepassing strafrecht voor volwassenen. Uit zijn verklaring ter zitting blijkt dat verdachte op de hoogte was van het aanvankelijke voornemen om bij [slachtoffer], de vader van een vriendin van een van de medeverdachten, in te breken. Verdachte is in de weken voorafgaand aan de poging tot overval samen met zijn medeverdachten meerdere malen langs het huis gereden om te kijken of de bewoner al dan niet thuis was. Ook is hij uitgestapt en heeft hij de woning en de omgeving van de woning bekeken. Nadat ze drie keer langsgereden waren en de bewoner steeds thuis bleek te zijn, werd het oorspronkelijke plan veranderd. In plaats van een inbraak te plegen zouden twee mededaders de bewoner uit zijn huis lokken en hem dan met een op een echt gelijkend vuurwapen overvallen. Verdachte heeft met dit plan ingestemd en is erbij aanwezig geweest toen het wapen werd opgehaald bij een kennis van een van de medeverdachten. Op de avond waarop de overval zou plaatsvinden is verdachte wederom met de medeverdachten in zijn auto naar de woning van het beoogde slachtoffer gereden. Hij wist dat zijn medeverdachten het vuurwapen, bivakmutsen, pepperspray en touw bij zich hadden ter uitvoering van het voorgenomen plan. Verdachte stond achter een muurtje te wachten toen een mededader, getooid met een bivakmuts, aanbelde om zo de bewoner zijn huis uit te lokken. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van dat verdachte enkel medeplichtig is aan een poging tot het plegen van een overval. Er is daarentegen sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders dat verdachte als medepleger van deze poging tot beroving moet worden aangemerkt.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/630378-06
Uitspraakdatum: 3 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 12 en 20 juli 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord, gevangenis de Marwei, Leeuwarden.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
(...)
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Bespreking van het verweer
De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat ten aanzien van verdachte slechts sprake is van medeplichtigheid bij het plegen van de poging tot een gewapende overval. Verdachte is bij de uitvoering van de overval niet betrokken geweest, hij heeft uitsluitend in de auto gezeten.
De rechtbank deelt dit standpunt niet.
Uit zijn verklaring ter zitting blijkt dat verdachte op de hoogte was van het aanvankelijke voornemen om bij [slachtoffer], de vader van een vriendin van een van de medeverdachten, in te breken. Verdachte is in de weken voorafgaand aan de poging tot overval samen met zijn medeverdachten meerdere malen langs het huis gereden om te kijken of de bewoner al dan niet thuis was. Ook is hij uitgestapt en heeft hij de woning en de omgeving van de woning bekeken. Nadat ze drie keer langsgereden waren en de bewoner steeds thuis bleek te zijn, werd het oorspronkelijke plan veranderd. In plaats van een inbraak te plegen zouden twee mededaders de bewoner uit zijn huis lokken en hem dan met een op een echt gelijkend vuurwapen overvallen. Verdachte heeft met dit plan ingestemd en is erbij aanwezig geweest toen het wapen werd opgehaald bij een kennis van een van de medeverdachten.
Op de avond waarop de overval zou plaatsvinden is verdachte wederom met de medeverdachten in zijn auto naar de woning van het beoogde slachtoffer gereden. Hij wist dat zijn medeverdachten het vuurwapen, bivakmutsen, pepperspray en touw bij zich hadden ter uitvoering van het voorgenomen plan.
Verdachte stond achter een muurtje te wachten toen een mededader, getooid met een bivakmuts, aanbelde om zo de bewoner zijn huis uit te lokken.
Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van dat verdachte enkel medeplichtig is aan een poging tot het plegen van een overval. Er is daarentegen sprake van een zodanige bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders dat verdachte als medepleger van deze poging tot beroving moet worden aangemerkt.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat
PRIMAIR:
(zaak 26)
hij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 1 juli 2005 te Beverwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan [slachtoffer], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer], als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),
- naar die woning toegereden met een tas inhoudende een touw, bivakmutsen, pepperspray, plastic handschoenen en een op een echt gelijkend pistool en vervolgens
- steentjes tegen het raam gegooid teneinde die [slachtoffer] te laten opstaan om te kijken of deze man groot was en/of die [slachtoffer] naar buiten te laten komen en vervolgens
- met bivakmutsen op en plastic handschoenen aan en met een busje pepperspray in de hand en met dat pistool in de hand aangebeld bij de woning van die [slachtoffer],
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot diefstal voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen personen door twee of meer verenigde personen en/of poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie
6.1 Eis van de officier van justitie
Door de officier van justitie is – zakelijk weergegeven – gerekwireerd tot:
- bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit;
- oplegging van een gevangenisstraf van 5 maanden.
6.2 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 11 mei 2006 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders geprobeerd een bewoner zijn huis te lokken om hem vervolgens te overmeesteren, waarna zij de gelegenheid zouden hebben spullen uit zijn huis weg te nemen. Verdachte en zijn mededaders zijn, aanvankelijk met het plan om bij het beoogde slachtoffer een inbraak te plegen, in de weken daarvoor meerdere malen met de auto langs het huis gereden om te kijken of de bewoner thuis was. Nadat ze drie keer waren langsgereden en de bewoner steeds thuis bleek, werd het oorspronkelijke plan veranderd. In plaats van een inbraak zouden zij de bewoner uit zijn huis lokken en hem dan met een wapen overvallen. Hiertoe zijn verdachten op een avond met een koevoet, een op een pistool gelijkend voorwerp, twee bivakmutsen, donkere kleding, een busje pepperspray en touw met zijn vieren nogmaals naar het huis gereden. Wederom bleek de bewoner thuis. De mededaders van verdachte hebben, ieder getooid met een bivakmuts, steentjes tegen het raam aan de achterkant van het huis gegooid om zo de bewoner, die lag te slapen op de bank, wakker te maken en naar buiten te lokken. Een mededader had het neppistool in zijn handen waarmee hij de bewoner zou bedreigen, een andere mededader hield de pepperspray vast. Toen bleek dat de bewoner niet reageerde op de steentjes tegen de ruit, hebben ze bij de voordeur aangebeld.
De bewoner heeft zowel de steentjes tegen de ruit als de deurbel niet gehoord. Aangezien hij niet reageerde zijn verdachten onverrichterzake weggegaan.
Ook al heeft de gewapende overval uiteindelijk niet plaatsgevonden en is dit feit pas aan het licht gekomen nadat één van de verdachten bij de politie bekend heeft wat er op die avond is gebeurd, deze brutale en bedreigende manier van optreden heeft gevolgen voor het gevoel van veiligheid van de bewoner. Dat de bewoner eerst nadien op de hoogte is gesteld doet hieraan niet af.
In de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, in samenhang met de volwassen wijze waarop verdachte zich ter terechtzitting aan de rechtbank heeft gepresenteerd, alsmede gelet op het feit dat verdachte inmiddels de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, vindt de rechtbank grond om met toepassing van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht, het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. De rechtbank is daarbij van oordeel dat gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, passend en geboden is. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank overigens wel rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte alsmede met het feit dat verdachte onlangs, en na het plegen van het thans telastegelegde feit, is veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
45, 63, 77b, 310, 312, 317 Wetboek van Strafrecht
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Goossens, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. Aardenburg en Van Mierlo, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Vledder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006.
Mrs. Aardenburg en Van Mierlo zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

