Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6692

Datum uitspraak2006-08-16
Datum gepubliceerd2006-08-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/500635-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Medeplegen invoer cocaïne; standaarmotivering. Verdachte heeft zich samen met degene die hem in Ghana de cocaïne had verschaft en hem nadien op Schiphol heeft opgehaald, schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 514,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM VESTIGING SCHIPHOL SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Parketnummer: 15/500635-06 Uitspraakdatum: 16 augustus 2006 Tegenspraak VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 3 augustus 2006 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, thans gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apel. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven in dier voege dat hij op of omstreeks 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot: - bewezenverklaring van het feit; - oplegging van een gevangenisstraf van 5 maanden; - verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen. 4. Bewijs Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat hij op 22 april 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 5. Strafbaarheid van het feit Het bewezenverklaarde levert op: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod. 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 7. Motivering van de sanctie en van overige beslissingen 7.1 Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich samen met degene die hem in Ghana de cocaïne had verschaft en hem nadien op Schiphol heeft opgehaald, schuldig gemaakt aan de invoer van ongeveer 514,8 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. 7.2 Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee reisschema’s, drie instapkaarten, een telefoontoestel, een SIM-kaart en een SIM-kaarthouder, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht: 33, 33a, 47; Opiumwet: 2, 10. 9. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4. vermeld. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht. Verklaart verbeurd: 21. 1.00 stk diverse reisschema; 22. 1.00 stk diverse reisschema KLM; 23. 1.00 stk instapkaart KLM; 24. 1.00 stk instapkaart KLM; 25. 1.00 stk instapkaart SWISS AIR; van de nrs. 26 1.00 stk telefoontoestel kl: grijs Motorola NTB en 28. 1.00 stk telefoontoestel Motorola NTB : het toestel V3 met imei nr 3563391004600444; 29. 1.00 stk kaart SIM-kaart; 30. 1.00 stk diverse SIM-kaarthouder. Gelast de teruggave aan verdachte van: het van de nrs. 26 en 28 niet hiervoor verbeurdverklaarde Motorolatoestel NTB, dus het andere toestel dan dat met imei nr 3563391004600444. Heft op het bevel voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk is aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf. 9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Terwiel-Kuneman, voorzitter, mrs. Van Dam en Heidinga, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. Alexander, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 augustus 2006. Mr. Heidinga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.