
Jurisprudentie
AY6753
Datum uitspraak2006-08-18
Datum gepubliceerd2006-08-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200605376/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2006-08-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200605376/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 27 juni 2006, verzonden op 27 juni 2006 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege het door verzoekster ten aanzien van het BP Tankstation Haren, gelegen aan de Emmalaan 35 te Haren, niet naleven van de voorschriften 4.1.0 en 4.1.1 van Bijlage I van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (hierna: het Besluit).
Uitspraak
200605376/1.
Datum uitspraak: 18 augustus 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BP Gas Nederland B.V.", gevestigd te Putten,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Haren,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2006, verzonden op 27 juni 2006 heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd vanwege het door verzoekster ten aanzien van het BP Tankstation Haren, gelegen aan de Emmalaan 35 te Haren, niet naleven van de voorschriften 4.1.0 en 4.1.1 van Bijlage I van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer (hierna: het Besluit).
Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt.
Bij brief van 20 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 juli 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 augustus 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [technical service manager], is verschenen. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster betoogt dat de voorschriften 4.1.0 en 4.1.1 van Bijlage I van het Besluit niet worden overtreden. Daartoe voert zij aan dat deze voorschriften niet zien op een in de nabijheid van de LPG-installatie gelegen sloot. Dit omdat dit geen lager gelegen ruimte betreft, aldus verzoekster.
2.2. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de bij de inrichting gelegen sloot moet worden aangemerkt als een lager gelegen ruimte in de zin van voorschrift 4.1.0 van Bijlage I van het Besluit. Binnen een afstand van 15 meter van de LPG-installatie, zijnde het reservoir en vulpunt, is deze lager gelegen ruimte aanwezig, zodat volgens hem van een veilige afstand geen sprake is. Verzoekster overtreedt daarmee de voorschriften 4.1.0 en 4.1.1 van Bijlage I van het Besluit, aldus verweerder.
2.3. In voorschrift 4.1.0 van Bijlage I van het Besluit is in algemene zin bepaald dat de afstanden tussen het reservoir, het vulpunt of het aflevertoestel en laag gelegen ruimten veilig moeten zijn. Voorschrift 4.1.1 van deze bijlage geeft een nadere invulling daaraan in die zin dat binnen 15 meter van de horizontale projectie van het reservoir, het vulpunt en het aflevertoestel geen kelderopeningen, putten die in open verbinding staan met de openbare riolering, en aanzuigopeningen van ventilatiesystemen gelegen op minder dan 1,5 meter boven het maaiveld, aanwezig mogen zijn.
De kennelijke bedoeling van de wetgever is geweest om opeenhoping van LPG-gas in een lager gelegen ruimte in de nabijheid van eventueel daar aanwezige ontstekingsbronnen te voorkomen. Uitgaande daarvan kan naar het oordeel van de Voorzitter een sloot niet worden aangemerkt als een lager gelegen ruimte in de zin van voorschrift 4.1.0 van deze bijlage, zodat reeds hierom van een overtreding van de voorschriften 4.1.0 en 4.1.1 van deze bijlage geen sprake is.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Haren van 27 juni 2006, kenmerk 5339920, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om een het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. gelast dat de gemeente Haren aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Beekhuis w.g. Drouen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2006
375.

