Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY6971

Datum uitspraak2006-08-17
Datum gepubliceerd2006-08-28
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2905 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Heeft de aanpassing in de functiebeschrijving terecht niet geleid tot een hogere functiewaardering en salarisklasse?


Uitspraak

05/2905 AW Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 29 maart 2005, 03/3217 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam (hierna: College) Datum uitspraak: 17 augustus 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellant is hoger beroep ingesteld. Namens het College is een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2006. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. J. van de Ruit, verbonden aan de ABVAKABO FNV. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K.I. Siem, werkzaam bij de gemeente Rotterdam en drs. E.A.G van den Bent, voormalig gemeentearchivaris. II. OVERWEGINGEN 1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden. 1.1. Appellant, in dienst van de gemeente Rotterdam, was werkzaam als medewerker educatie en bijzondere opdrachten bij het Gemeentearchief (GAR), schaal 9. Bij de reorganisatie van het GAR is deze functie aangemerkt als behoudfunctie. De functie is opnieuw beschreven, waarbij de functienaam is gewijzigd in 1e medewerker Educatie, PR en Onderzoek (EPRO). Vervolgens is de functie met toepassing van de Rotterdamse methode van functiewaardering gewaardeerd op totaal 880 punten, hetgeen indeling in salarisklasse (SK) 9 tot gevolg had. 1.2. Naar aanleiding van het voornemen om appellant op deze functie te plaatsen, heeft hij bedenkingen geuit tegen het in de functiebeschrijving opgenomen opleidingsniveau (HBO). Daarop heeft per 1 mei 2001 aanpassing van de functiebeschrijving plaats-gevonden in die zin dat onder opleiding is vermeld: universitair niveau verkregen door opleiding en/of ervaring. 1.3. Bij besluit van 14 mei 2001 is appellant geplaatst in de functie van 1e medewerker EPRO, SK 9. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat de aanpassing in de functiebeschrijving niet heeft geleid tot een hogere functiewaardering en salarisklasse. Bij het bestreden besluit van 19 september 2003 is dit bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is aangegeven dat de functiewaardering licht is bijgesteld, maar dat met een totaal van 900 punten de indeling in SK 9 blijft gehandhaafd. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen de gehandhaafde functiewaardering ongegrond verklaard. 3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren hebben gebracht overweegt de Raad het volgende. 3.1. Voorzover appellant heeft betoogd dat reeds het aangepaste opleidingsniveau in de functiebeschrijving meebrengt dat de waardering op het punt van het basis-opleidings-niveau moet worden gewijzigd (van band 4 naar 5) volgt de Raad hem niet. Zoals de Raad eerder heeft overwogen (CRvB 15 maart 2006, LJN AV9360) is het in een functie-beschrijving vermelde opleidingsniveau slechts indicatief en niet beslissend voor de uitkomst van de waardering van een functie. Of de wijziging van de functiebeschrijving fundamenteel is dan wel slechts cosmetisch en bedoeld om appellant te plezieren kan daarom in het midden blijven. 3.2. De Raad onderschrijft voorts de uiteenzetting van het College dat volgens de Rotterdamse methode van functiewaardering, waarbij sprake is van het waarderen van organieke functies, uitgangspunt is het geheel van werkzaamheden dat in een functie moet worden verricht. Daarbij is achtereenvolgens van belang welke structuur een functie heeft, welke beslissingsruimte en verantwoordelijkheid de functie meebrengt en in welke mate er sprake is van contacten en van leidinggeven. Als laatste wordt bezien welke vaardigheden een functionaris moet bezitten om de functie te kunnen vervullen en daarbij komt in beeld met welke opleiding en ervaring men zich deze vaardigheden moet hebben eigen gemaakt. Daarmee is het opleidingsniveau sluitstuk van het geheel en niet, zoals appellant voorstaat, vertrekpunt. 3.3. Uit de functiebeschrijving blijkt dat het doel van de functie vooral bestaat uit informatiebeheer en informatiegebruik. De 1e medewerker EPRO werkt mee aan het samenstellen van tentoonstellingen, houdt voordrachten en rondleidingen, geeft cursussen en vervaardigt publicaties. Hij is daarnaast belast met advisering over historisch inhoudelijke aspecten en doet onderzoek. Dat onderzoek moet worden onderscheiden van het wetenschappelijk onderzoek dat blijkens diens functiebeschrijving behoort tot het taakgebied van de senior medewerker. Gelet hierop sluit de Raad zich wat betreft de waardering op de gezichtspunten 1.1. (diepgang van het werk) en 3.1. (moeilijkheids-graad) aan bij hetgeen de rechtbank heeft overwogen. Ook naar het oordeel van de Raad berust die waardering niet op onvoldoende gronden. Met de toekenning van 20 extra punten bij gezichtspunt 7.2. (aanvullende scholing en opleiding) naast de score in band 4 bij punt 7.1. (basis-opleidingsniveau: HBO) heeft het College tot uitdrukking willen brengen dat het hier een functie op HBO plus niveau betreft. De Raad is van oordeel dat appellant, gelet op al het vorenstaande, daarmee niet te kort is gedaan. Hieruit volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 4. In het vorenstaande ziet de Raad geen aanleiding voor de toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en K.J. Kraan en J.L.P.G. van Thiel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2006. (get.) K. Zeilemaker. (get.) O.C. Boute. HD 15.08