
Jurisprudentie
AY7019
Datum uitspraak2006-08-16
Datum gepubliceerd2006-08-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2595 WW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-08-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2595 WW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzet ongegrond. Betrokkene heeft geen gronden naar voren gebracht om tot een ander oordeel te komen.
Uitspraak
05/2595 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 21 maart 2005, 04/1534 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 16 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van
7 september 2005 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 7 september 2005 heeft appellant verzet gedaan.
Voor de aanvang ter zitting van de enkelvoudige kamer van de Raad op 28 juni 2006 is een verzoek om wraking van de in de kennisgeving van de behandeling van de zaak vermelde rechter, H. Bolt, ingekomen.
Een wrakingskamer van de Raad heeft bij uitspraak van 5 juli 2006 het verzoek om wraking afgewezen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2006. Appellant en het Uwv zijn niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 7 september 2005 berust hierop, dat tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht geen hoger beroep kan worden ingesteld.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen gronden naar voren heeft gebracht die afbreuk kunnen doen aan het in de uitspraak waartegen het verzet is gericht door de Raad verwoorde oordeel.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2006.
(get.) H. Bolt.
(get.) P. Boer.

