Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7180

Datum uitspraak2006-08-30
Datum gepubliceerd2006-08-30
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200601436/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 december 2004 heeft verweerder beslist op het verzoek van appellanten sub 1 van 11 oktober 2004 om toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen ten aanzien van de horecagelegenheid "Partycentrum Amicitia" op de percelen Dorpsweg 30 en 32 te Reeuwijk (hierna: de inrichting).


Uitspraak

200601436/1. Datum uitspraak: 30 augustus 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1.    [appellanten sub 1], te [plaats], 2.    [appellant sub 2], handelend onder de naam "Partycentrum Amicitia", te [plaats], en het college van burgemeester en wethouders van Reeuwijk, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 21 december 2004 heeft verweerder beslist op het verzoek van appellanten sub 1 van 11 oktober 2004 om toepassing van bestuurlijke handhavingsmaatregelen ten aanzien van de horecagelegenheid "Partycentrum Amicitia" op de percelen Dorpsweg 30 en 32 te Reeuwijk (hierna: de inrichting). Bij besluit van 11 januari 2006, kenmerk OIO/tC/135 05/28, verzonden op dezelfde dag, voor zover hier van belang, heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en na heroverweging besloten om het besluit van 21 december 2004 te herroepen en daarvoor in de plaats een last onder dwangsom op te leggen wegens de overtreding van voorschrift 1.1.1 van de bijlage van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit). Tegen dit besluit hebben appellanten sub 1 bij brief van 20 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2006, en appellant sub 2 bij brief van 21 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 22 februari 2006, beroep ingesteld. Appellanten sub 1 hebben hun beroep aangevuld bij brief van 21 maart 2006. Appellant sub 2 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 29 maart 2006. Bij brief van 3 mei 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2006, waar appellanten sub 1 in persoon en bijgestaan door mr. Th.A.G. Vermeulen, advocaat te 's-Hertogenbosch, appellante sub 2 in persoon en bijgestaan door mr. J.A.C. Donkersloot, advocaat te Woerden, en verweerder, vertegenwoordigd door E.S. ten Cate, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Appellanten sub 1 beogen met hun beroep dat handhavend wordt opgetreden terzake van de overschrijding door de inrichting van de bij nadere eis van 25 september 2001 gestelde geluidgrenswaarden die, naar de opvatting van appellanten sub 1, gelden ter plaatse van de nog te bouwen bedrijfswoning aan de [locatie]. Dit doel kan daarmee niet worden bereikt. Daarbij neemt de Afdeling het volgende in aanmerking. De nadere eis van 25 september 2001 is ingetrokken bij besluit van 11 januari 2006, kenmerk OIO/tC/135 05/28, dat in zoverre moet worden gezien als een nieuw primair besluit. Als gevolg van deze intrekking zijn op de inrichting niet de in de nadere eis, maar de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage van het Besluit gestelde geluidgrenswaarden van toepassing. Of de intrekking van de nadere eis rechtmatig is, staat in de onderhavige procedure niet ter beoordeling. Ter plaatse van de bedrijfswoning aan de [locatie] gelden verder geen geluidgrenswaarden. Anders dan appellanten sub 1 hebben aangevoerd, kan de bedrijfswoning [locatie] niet worden aangemerkt als woning als bedoeld in artikel 1, aanhef onder h, van het Besluit, omdat de desbetreffende woning feitelijk nog niet is gerealiseerd en in voornoemd artikel worden uitgezonderd een dienst- of bedrijfswoning of een woning die deel uitmaakt van een inrichting. Voor het oordeel dat appellanten sub 1 niettemin belang hebben bij de beoordeling van hun beroep, bestaat geen grond. 2.2.    Appellant sub 2 beoogt met zijn beroep dat niet handhavend wordt opgetreden terzake van de overschrijding van de in voorschrift 1.1.1 van de bijlage van het Besluit gestelde geluidgrenswaarden ter plaatse van de bedrijfswoning aan de [locatie]. Dit doel kan daarmee niet worden bereikt. Daarbij neemt de Afdeling het volgende in aanmerking. Weliswaar heeft verweerder thans besloten tot handhavend optreden terzake van de overtreding van voorschrift 1.1.1 van de bijlage van het Besluit, maar de in dit voorschrift gestelde geluidgrenswaarden gelden niet ter plaatse van de bedrijfswoning aan de [locatie], zodat verweerder in zoverre niet bevoegd is tot handhaving van dit voorschrift. Voor het oordeel dat appellant sub 2 niettemin belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep, bestaat geen grond. 2.3.    De beroepen zijn niet-ontvankelijk. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. J.A.M. van Angeren, Voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. W. Sorgdrager, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat. w.g. Van Angeren    w.g. Jansen Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006 399.