
Jurisprudentie
AY7281
Datum uitspraak2006-08-30
Datum gepubliceerd2006-09-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4548 WAZ
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2006-09-04
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/4548 WAZ
Statusgepubliceerd
Indicatie
Hoger beroep niet-ontvankelijk. Geen belang.
Uitspraak
05/4548 WAZ
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 10 juni 2005, 04/4967 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 30 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. K.A.M. Korssen-van der Ruijt, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Bij brief van 10 maart 2006 heeft het Uwv de Raad meegedeeld dat per dezelfde datum een gewijzigde beslissing op bezwaar is afgegeven. In deze nieuwe beslissing wordt het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard en aan appellant een WAZ-uitkering toegekend met ingang van 30 juli 2004, berekend naar een arbeids- ongeschiktheidspercentage van 80-100%.
Namens appellant heeft mr. K.A.M. Korssen-van der Ruijt bij schrijven van 23 juni 2006 verzocht om het Uwv in de proceskosten van appellant te veroordelen.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Blijkens de brief d.d. 23 juni 2006 van de gemachtigde van appellant heeft appellant geen belang meer bij een beoordeling van het hoger beroep, zodat dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 322,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en € 322,- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
Voorts merkt de Raad nog op dat uit het bepaalde in artikel 22, vijfde lid, van de Beroepswet volgt dat appellant zich met een verzoek om vergoeding van het betaalde griffierecht rechtstreeks tot het Uwv dient te wenden.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de kosten van appellant tot een bedrag groot € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2006.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen.

