Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7533

Datum uitspraak2006-09-05
Datum gepubliceerd2006-09-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830154-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het eerste feit een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Het is de rechtbank niet opgevallen dat de raadsman hiervoor een onderbouwing heeft gegeven. Nu de rechtbank ook ambtshalve - voor zover dat al op haar weg zou liggen - geen gronden heeft kunnen vinden om aan te nemen dat er sprake was van een noodweersituatie, wordt ook dit verweer van de raadsman verworpen.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1961, wonende [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 22 augustus 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem. De officier van justitie Mr. M.S. de With acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering, inclusief behandeling door de AFPN en hulp van de VNN; * toewijzing van de vordering van benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot een bedrag van ? 9712,65, op te leggen als schadevergoedingsmaatregel; * toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging aangaande de gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij op of omstreeks 07 juni 2006 in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [naam slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer] tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik haal iets op en dan kom ik terug en maak ik je dood" en/of (vervolgens) een mes heeft gepakt en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de keel van die [naam slachtoffer] en/of (met) dat mes in de keel van die [naam slachtoffer] heeft geprikt/geraakt en/of dat mes langs de keel van die [naam slachtoffer] heeft gezwaaid/gehaald en/of die [naam slachtoffer] meermalen, met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of die [naam slachtoffer] een of meer kopstoten heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 07 juni 2006 in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik haal iets op en dan kom ik terug en maak ik je dood" en/of (vervolgens) een mes heeft gepakt en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de keel van die [naam slachtoffer] en/of (met) dat mes in de keel van die [naam slachtoffer] heeft geprikt/geraakt en/of dat mes langs de keel van die [naam slachtoffer] heeft gezwaaid/gehaald en/of die [naam slachtoffer] meermalen, met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of die [naam slachtoffer] een of meer kopstoten heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 07 juni 2006 in de gemeente Coevorden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [naam slachtoffer]) tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd: "Ik haal iets op en dan kom ik terug en maak ik je dood" en/of (vervolgens) een mes heeft gepakt en/of met dat mes een of meer stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de keel van die [naam slachtoffer] en/of (met) dat mes in de keel van die [naam slachtoffer] heeft geprikt/geraakt en/of dat mes langs de keel van die [naam slachtoffer] heeft gezwaaid/gehaald en/of met kracht in het gezicht en/of tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen en/of die [naam slachtoffer] een of meer kopstoten heeft gegeven, waardoor voornoemde [naam slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; 2. hij op of omstreeks 07 juni 2006 in de gemeente Coevorden,[naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] en/of die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik haal iets op en ik kom dan weer en maak je dood" en/of "je bent een hoer en ik gooi een brandbom naar binnen en schiet jullie dood" en/of "ik steek je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking; 3. hij op of omstreeks 30 mei 2006 in de gemeente Coevorden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schuur/loods gelegen aan het Altepicardie kanaal heeft weggenomen een motorvoertuig, merk Landrover (kleur wit), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel; 4. hij op of omstreeks 30 mei 2006 in de gemeente Coevorden, opzettelijk en wederrechtelijk een motorvoertuig, merk Landrover (kleur wit) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het onder 1 primair en onder 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Ten aanzien van feit 1 komt de rechtbank tot een vrijspraak van het primair ten laste gelegde, omdat zij niet bewezen acht dat verdachte heeft staan zwaaien met een stanleymes dat was uitgeschoven. Ten aanzien van feit 4 overweegt de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte de gestolen auto in brand heeft gestoken. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 07 juni 2006 in de gemeente Coevorden, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [naam slachtoffer] tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt en die [naam slachtoffer] met kracht in het gezicht heeft geslagen en die [naam slachtoffer] kopstoten heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op 07 juni 2006 in de gemeente Coevorden, [naam slachtoffer] en/of [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] en/of die [naam slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik haal iets op en ik kom dan weer en maak je dood" en/of "je bent een hoer en ik gooi een brandbom naar binnen en schiet jullie dood" en/of "ik steek je neer"; 3. hij omstreeks 30 mei 2006 in de gemeente Coevorden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schuur/loods gelegen aan het Altepicardie kanaal heeft weggenomen een motorvoertuig, merk Landrover (kleur wit), toebehorende aan [naam benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak. De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder onder 1 subsidiair, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1: medeplegen van een poging tot zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; onder 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. onder 3: diefstal in vereniging, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht. VERWEREN De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting, tijdens zijn pleidooi, betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de Rechter Commissaris niet heeft gereageerd op zijn verzoek om in het kader van een mini-instructie enkele getuigen te horen en heeft gesteld dat de verdediging door het niet horen van deze getuigen in haar belangen is geschaad. De rechtbank overweegt dat hetgeen de raadsman heeft aangevoerd niet aan het openbaar ministerie kan worden toegerekend en oordeelt dat het verweer reeds daarom moet worden verworpen. Ten overvloede voegt de rechtbank daar nog aan toe dat de raadsman het verzoek om de bedoelde getuigen te horen niet voor de zitting aan de officier van justitie heeft voorgelegd en eveneens heeft verzuimd een verzoek met die strekking ter terechtzitting te doen, zodat de opmerking dat de verdediging in haar belangen zou zijn geschaad als volstrekt loos moet worden gekwalificeerd. Voorts heeft de raadsman ten aanzien van het eerste feit een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Het is de rechtbank niet opgevallen dat de raadsman hiervoor een onderbouwing heeft gegeven. Nu de rechtbank ook ambtshalve - voor zover dat al op haar weg zou liggen - geen gronden heeft kunnen vinden om aan te nemen dat er sprake was van een noodweersituatie, wordt ook dit verweer van de raadsman verworpen. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - het requisitoir van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsman van verdachte; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 juni 2006, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen; - de ter zitting gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan het op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feit heeft schuldig gemaakt, welk feit hiermee is afgedaan. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] In het kader van een strafproces is een civiele vordering slechts toewijsbaar voor zover de schade die is geleden het rechtstreekse gevolg is van ten aanzien van de verdachte bewezen strafbare feiten. In casu is slechts bewezen dat verdachte de auto van benadeelde heeft gestolen. Dat betekent dat de civiele vordering slechts toewijsbaar is voor zover die betrekking heeft op de schade die is aangebracht bij het uitrijden van de gestolen auto uit de loods. De andere posten die de heer [naam benadeelde partij] heeft opgevoerd, ontberen dit causaal verband. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij zal aangaande het deel van de vordering dat op de schade ziet die uit de vernieling voortvloeit niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. SCHADEVERGOEDINGSMAATREGEL Met betrekking tot het onder 3 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [naam slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht. Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14g, 27 en 36f van het Wetboek van Strafrecht. VORDERING TENUITVOERLEGGING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING ONDER PARKETNUMMER 19.02/018682-04 De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 juni 2005, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde partij] van de som van ? 125,- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen en bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten draagt. De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer], een bedrag van ? 125,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 3 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen. Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.02/018682-04 De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 13 juni 2005 door de meervoudige strafkamer te Breda gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter en mr. N.R. Boonstra en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van mr. Y. Kikkert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 05 september 2006, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.