Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7616

Datum uitspraak2006-09-01
Datum gepubliceerd2006-09-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/932 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

WAO-schatting. Betrokkene heeft geen procesbelang meer bij een beslissing van de Raad op het hoger beroep, zodat dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard.


Uitspraak

06/932 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 januari 2006, 05/3611 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 1 september 2006 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. M.J.G. Voets, advocaat te Arnhem, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten. II. OVERWEGINGEN Bij besluit van 29 maart 2005 heeft het Uwv aan appellante meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 25 mei 2005 wordt ingetrokken aangezien zij voor minder dan 15% arbeidsongeschikt wordt geacht. Namens appellante is tegen het besluit van 29 maart 2005 bezwaar gemaakt. Bij het bestreden besluit van 10 augustus 2005 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard en het besluit van 29 maart 2005 gehandhaafd. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Nadat namens appellante hoger beroep was ingesteld heeft het Uwv op 13 juni 2006 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het bezwaar van appellante alsnog gegrond wordt verklaard en appellante met ingang van 25 mei 2005 onveranderd 80 tot 100% arbeidsongeschikt wordt beschouwd. Mr. M.J.G. Voets heeft meegedeeld dat met de nieuwe beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet wordt gekomen en aan de Raad verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten en vergoeding van het griffierecht voor de procedures in beroep en in hoger beroep. De Raad stelt vast dat tussen partijen geen geschil meer bestaat over de kwestie die appellante in hoger beroep aan de Raad ter beoordeling heeft voorgelegd. Dit betekent dat appellante geen procesbelang meer heeft bij een beslissing van de Raad op het hoger beroep, zodat dit niet-ontvankelijk kan worden verklaard. De Raad ziet aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten van appellante, welke met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 322,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep, in totaal € 966,--. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellante in beroep tot een bedrag groot € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante en in hoger beroep tot een bedrag groot € 322,-- te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad; Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 140,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door J. Janssen. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 september 2006. (get.) J. Janssen. (get.) D.W.M. Kaldenhoven. RG