Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7619

Datum uitspraak2006-08-31
Datum gepubliceerd2006-09-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/6852 ABP
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering toekenning militair invaliditeitspensioen.


Uitspraak

05/6852 ABP Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 14 oktober 2005, 04/3615 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Staatssecretaris van Defensie (hierna: Staatssecretaris) Datum uitspraak: 31 augustus 2006 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2006. Namens appellant is verschenen G.J.R. Voortman, zijn vader. De Staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door P.J.H. Souren, werkzaam bij de Stichting Pensioenfonds ABP. II. OVERWEGINGEN Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. Bij brief van 16 juli 2001 heeft appellant de Staatssecretaris gevraagd hem een militair invaliditeitspensioen toe te kennen, daartoe aanvoerende dat hij ten gevolge van de uitoefening van de militaire dienst in 1992 klachten van rug en nek heeft gekregen alsmede geheugenproblemen. Bij besluit van 14 februari 2003 heeft de Staatssecretaris dit verzoek afgewezen. Dit besluit is na daartegen door appellant gemaakt bezwaar bij het bestreden besluit van 16 juli 2004 gehandhaafd. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht overweegt de Raad als volgt. Appellant stelt zijn lichamelijke klachten te hebben opgelopen door een val tijdens een duurmars met zware bepakking. Uit de stukken blijkt evenwel dat na die val röntgenfoto’s zijn genomen in het Franciscus Ziekenhuis Roosendaal en dat op grond daarvan geen mogelijk door die val veroorzaakte lichamelijke afwijkingen konden worden gecon-stateerd. Verder verwijzende naar hetgeen de rechtbank omtrent deze klachten heeft overwogen - met welke overwegingen de Raad instemt - geeft de Raad als zijn oordeel dat niet aannemelijk is dat de lichamelijke klachten van appellant verband houden met de uitoefening van de militaire dienst. Appellant is indertijd, naar nader is gebleken, op basis van een psychodiagnostisch onderzoek tot buitengewoon dienstplichtige bestemd. Uit het naar aanleiding van het verzoek van appellant ingestelde medisch onderzoek is naar voren gekomen dat appellant lijdt aan schizofrenie. De vraag of appellant in verband hiermede in aanmerking komt voor een militair pensioen heeft de Staatssecretaris ontkennend beantwoord. De Staatssecretaris heeft zich hierbij gericht naar de bevindingen en conclusies van de psychiater M.R.J.M. Mooren, die appellant heeft onderzocht. Evenals de rechtbank en met overneming van de dienaangaande in de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen is de Raad van oordeel dat de psychische aandoening van appellant niet kan leiden tot een aanspraak op een invaliditeitspensioen. Hierbij is in het bijzonder van belang dat het in dit geval gaat om een aangeboren chronische aandoening. De door appellant overgelegde psychiatrische rapporten wijzen geenszins op een zodanig verband met de militaire dienst (welke overigens feitelijk niet meer dan ongeveer een maand heeft geduurd) dat over het bestaan van een aanspraak als bedoeld anders zou moeten worden geoordeeld. Het vorenstaande brengt mee dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig voor vergoeding van proceskosten met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door C.G. Kasdorp als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en J.Th. Wolleswinkel als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.R.S. Bacon als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006. (get.) C.G. Kasdorp. (get.) M.R.S. Bacon. HD 23.08