Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AY7667

Datum uitspraak2006-08-29
Datum gepubliceerd2006-09-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers05/1128
Statusgepubliceerd


Indicatie

Over de jaren 1998 tot en met 2001 is terecht OB ter zake van privé-gebruik auto nageheven. De rechtbank neemt overwegingen op inzake de aan een vennoot van eiseres opgelegde navorderingsaanslag IB: aan de stukken is het vermoeden te ontlenen dat in de taxi een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Dit is onvoldoende gemotiveerd weersproken. Door die inbouw is de kilometeradministratie niet meer controleerbaar en is de bijtelling privé-gebruik terecht. Gezien het aantal samenhangende zaken is een boete van per saldo 25% passend en geboden.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Procedurenummer: AWB 05/1128 Uitspraakdatum: 29 augustus 2006 Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen X, gevestigd te Z, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst/P, verweerder. 1. Ontstaan en loop van het geding 1.1. Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 24 december 2003 over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd, berekend op een bedrag van € 2.244, alsmede bij beschikking met dezelfde dagtekening een boete van € 1.122. Eiseres heeft tegen deze naheffingsaanslag en beschikking een bezwaarschrift ingediend, dat op 12 januari 2004 door verweerder is ontvangen. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 maart 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boete verminderd tot € 561. Het daartegen door eiseres ingestelde beroep is op 12 april 2005 bij de rechtbank ingekomen. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend. 1.2. Verweerder heeft vóór de zitting bij brieven van 13 april en 24 mei 2006 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres. 1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2006. Voormelde zaken zijn behandeld tegelijk met de zaken 05/2177 en 05/1124 tot en met 05/1127. Verschenen is namens eiseres M, vergezeld van de gemachtigde van eiseres, A. Namens verweerder is verschenen B, tot bijstand vergezeld van C, D en E. Verweerder heeft een pleitnota voorgedragen en een exemplaar ervan aan eiseres en de rechtbank overgelegd. De rechtbank rekent deze pleitnota tot de gedingstukken. 2. Feiten 2.1. Eiseres exploiteert onder de naam Taxi 000 een taxi-onderneming. De vennoten van eiseres zijn M, M-G (echtgenote van M), H, I en F B.V. M is enig aandeelhouder van F B.V. M is taxichauffeur. 2.2. M is sinds 13 februari 1998 kentekenhouder van de auto van het merk J, type R, automaat, met het kenteken 00-00-00 (hierna: de auto). Voormelde auto wordt gebruikt in de taxi-onderneming. De chauffeurs van de auto zijn M, H en L. Het deel van de netto opbrengst van eiseres dat toekomt aan M en aan F B.V. wordt aangemerkt als inkomsten van Vennootschap onder firma M/F 000 (hierna: de vof), waarvan M en F B.V. de vennoten zijn. De winst van de vof wordt geheel aangemerkt als winst uit onderneming van M. 2.3. De in het geding zijnde naheffingsaanslag is vastgesteld aan de hand van de resultaten van een bij M ingesteld boekenonderzoek. In het, met dagtekening 15 april 2003, naar aanleiding uitgebrachte rapport is, voor zover hier van belang, vermeld: “3.2. Kilometertelleronderbreker Uit aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken dat in de auto met het kenteken 00-00-00 een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Als de kilometertelleronderbreker tijdens het rijden is ingeschakeld blijven de kilometerteller, de snelheidsmeter en de dagteller normaal doorlopen. Pas na afloop van het gebruik van de onderbreker springt de kilometerstand terug naar de beginstand bij het inschakelen van de onderbreker. (...) 3.5 Conclusie ten aanzien van de kilometeradministratie Op grond van de volgende punten is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie; - Van de in de administratie aanwezige rittenkaarten worden hoofdzakelijk alleen de vakken verschil ingevuld. Hierdoor is er dus op geen enkele wijze sprake van een controleerbare sluitende kilometeradministratie. - In de auto is een kilometertelleronderbreker ingebouwd, waardoor er geen waarde aan de juistheid van de kilometeradministratie kan worden gehecht omdat de controleerbaarheid op volledigheid hierdoor onmogelijk wordt. - De kilometerstand van de auto fluctueert ten opzichte van de stand van de taxameter. Dit kan verklaar(...)(d) worden door het in- of uitgeschakeld zijn van de kilometertelleronderbreker. - De auto rijdt daadwerkelijk rond op momenten dat er volgens de aanwezige administratie niet gereden is. Er kan op deze momenten met of zonder ingeschakelde taxameter gereden zijn. Door op deze momenten de kilometertelleronderbreker in te schakelen zijn deze kilometers niet meer te achterhalen en blijft de administratie op papier sluitend. Overige administratie 4.1 Taxameter 4.1.1 Vastlegging van ritten in de taxameter De taxameter is een geijkte, op grond van de wet personenvervoer voorgeschreven meter waarmee wordt bijgehouden wat de ritopbrengsten van de taxi zijn. (...) In de aankondigingsbrief betreffende het boekenonderzoek zijn de gegevens van de taxameter opgevraagd. Omdat de gegevens van de taxameter niet worden bewaard (en/of aan de inspecteur verstrekt) kunnen deze niet vergeleken worden met de gegevens van de rittenkaarten. Door het indrukken van een knop op de taxameter wordt het display geschoond en is de dagomzet niet meer oproepbaar(...). In de taxameter worden de gegevens weggeschreven en vastgelegd op een elektronische gegevensdrager. Deze gegevens kunnen kort- en langdurig worden bewaard(...) Omdat de gegevens van de taxameter niet worden bewaard en/of geprint kunnen deze niet worden vergeleken met de gegevens van de rittenkaarten. 4.2 Rittenkaarten 4.2.1 Algemeen De rittenkaart (staat) is een primaire vastlegging (...) en dient na iedere gereden rit (...) volledig ingevuld te worden. (...) 4.4 Conclusie ten aanzien van de overige administratie Op grond van de volgende punten voldoet ook de overige administratie niet aan de eisen zoals vermeld(...) in artikel 52 van de Awr. - Ten aanzien van de taxameter is er niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 Awr. - De rittenkaarten zijn niet of niet volledig ingevuld. - (...) Door deze gebreken is de controle op de juistheid en volledigheid van de overige administratie onmogelijk geworden. (...) 9 Omzetbelasting 9.1 Privé gebruik van de auto De bijtelling inkomstenbelasting heeft eveneens gevolgen voor de omzetbelasting. De correctie bedraagt 12% van de bijtelling inkomstenbelasting. De naheffing zal per brief worden aangekondigd bij de betreffende onderneming X. (...) 11.4 Omzetbelasting Over de jaren 1998 t/m 2001 zullen wij aan de X naheffingsaanslagen omzetbelasting opleggen. Deze zijn gebaseerd op art. 20, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.” Verweerder heeft de in het geding zijnde naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd aan de hand van de resultaten van het hiervoor opgenomen rapport. De berekening van het belastingbedrag is niet in geschil. 2.4. In diverse door verweerder overgelegde processen-verbaal van de Rijksverkeersinspectie wordt door taxichauffeurs verklaard dat een kilometertelleronderbreker (kto) in hun taxi is ingebouwd en dat dit bij 90 % van de Amsterdamse straattaxi’s het geval is. 2.5. Bij een doorzoeking van het huis van een werknemer van K is een aantekeningenschrift in beslag genomen waarin staat vermeld: “16/2/98 000 R tijd 2 + diode”sinds 13 februari 1998 kentekenhouder Deze werknemer heeft tegenover de bij Politie S werkzame verbalisanten verklaard (bijlage XVIII,5 verweerschrift): “De witte map hoort bij mijn werk. Om precies te zijn is de map van mijn vriendin en de aantekeningen zijn van werk. De aantekeningen die erin zitten gaan onder andere over door mij ingebouwde kilometerstandonderbrekers. Er zitten ook aantekeningen in over door mij ingebouwde taximeters maar het meer en deel van de aantekeningen gaat over de inbouw van kilometerstandonderbrekers. Ik heb aangetekend wanneer, bij welk taxinummer, bij welk merk en type auto en in sommige gevallen op welke manier ik een kilometerstand onderbreker heb ingebouwd. (...) De datum is de datum waarop ik de kilometertelleronderbreker heb ingebouwd. Het drie- of vier-cijferige getal betreft het taxinummer. Vervolgens heb ik het merk of het type auto genoteerd. De aantekening “tijd 2” geeft een bepaalde schakeling aan. Het geeft niets aan omtrent de tijdsduur van het inbouwen.” 2.6. In als bijlage XVIII bij het verweerschrift overgelegde processen-verbaal van Fiod Vestiging T en regiopolitie S in verband met onderzoek naar mogelijke fraude binnen de taxibranche is door de eigenaar en medewerkers van het bedrijf dat zich bezighield met het inbouwen van taxameters onder meer verklaard: “De omzet van de kilometertelleronderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometertelleronderbrekers kochten zich niet bekend wilde maken of wilde worden... (...) Tot nu toe heb ik alle verdiensten van de onderbrekers buiten de boeken gehouden en dat geldt ook voor (...) het geld was dus zwart. (...) Zoals ik al eerder heb verklaard gaven wij de klanten geen rekening met betrekking tot de inbouw van kilometertelleronderbrekers. (...) Door (...) werden er in de jaren 1997, 1998 en 1999 gemiddeld zo’n zeven kilometeronderbrekers per week ingebouwd. Zeker weten doe ik dit niet. Het kunnen er ook meer geweest zijn. In ieder geval minder dan zeven zullen het er in ieder geval niet geweest zijn.” 2.7.1. Verweerder heeft vergelijkingen gemaakt tussen enerzijds het totaal aantal met de auto gereden kilometers volgens de rittenkaarten tot en met een bepaalde dag en anderzijds de kilometerstand volgens andere bronnen aan het eind van deze dag. 2.7.2. Op 20 augustus 1998 is een verschil van 1788 kilometer geconstateerd tussen het totaal van de gereden ritten en de eindstand volgens de rittenkaart. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 30 november 1998 60.323, terwijl de kilometerstand volgens een garagenota van dezelfde datum 62.003 bedroeg, een verschil van 1680 kilometer. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 31 december 1998 66.458, terwijl de kilometerstand volgens een opgave van eiser aan verweerder 68.000 bedroeg, een verschil van 1542 kilometer. 2.7.3. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 26 februari 1999 77.065, terwijl de kilometerstand volgens een garagenota van dezelfde datum 79.604 bedroeg, een verschil van 2539 kilometer. Op 30 maart 1999 is een verschil van 2346 kilometer geconstateerd tussen het totaal van de gereden ritten en de eindstand volgens de rittenkaart. Op 2 mei 1999 is een verschil van 2440 kilometer geconstateerd tussen het totaal van de gereden ritten en de eindstand volgens de rittenkaart. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 5 mei 1999 92.240, terwijl de kilometerstand volgens een garagenota van dezelfde datum 94.646 bedroeg, een verschil van 2406 kilometer. 2.7.4. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 5 januari 2000 144.950, terwijl de kilometerstand volgens een garagenota van dezelfde datum 149.090 bedroeg, een verschil van 4140 kilometer. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 18 augustus 2005 188.670, terwijl de kilometerstand volgens een garagenota van dezelfde datum 194.267 bedroeg, een verschil van 5597 kilometer. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 27 september 2000 197.180, terwijl de kilometerstand volgens een garagenota van dezelfde datum 202.805 bedroeg, een verschil van 5625 kilometer. Het totaal aantal gereden kilometers volgens de rittenkaarten bedroeg op 27 december 2000 218.107, terwijl de kilometerstand volgens een op dezelfde datum bij de belastingdienst ingediende opgave 224.700 bedroeg, een verschil van 6593 kilometer. 3. Geschil In geschil is of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding alsmede naar het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting. 4. Beoordeling van het geschil a. Met betrekking tot de jaren 1998 tot en met 2000: 4.1. In het eerste lid van artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 is, voor zover hier van belang, bepaald dat de belasting welke drukt op het houden – met inbegrip van de aanschaffing – door de ondernemer, van een personenauto welke mede wordt gebezigd anders dan in het kader van zijn onderneming (privé-gebruik), eerst in aftrek wordt gebracht alsof de auto uitsluitend in het kader van de onderneming wordt gebezigd; vervolgens is ter zake van het privé-gebruik jaarlijks 12 percent belasting verschuldigd over het bedrag aan kosten dat bij de heffing van inkomstenbelasting beschouwd wordt niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming. 4.2. Met betrekking tot de aan M over het jaar 1998 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen heeft de rechtbank in de zaak 05/1120, voor zover hier van belang, als volgt overwogen: “4.1. Artikel 42 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna de Wet IB 1964), voor zover hier van belang, luidt als volgt: 2. Bij het bepalen van winst uit onderneming worden de aan het houden van een personenauto verbonden kosten geacht tot het bedrag van ten minste 20 percent van de catalogusprijs –met inbegrip van de omzetbelasting en vermeerderd met de belasting van personenauto’s en motorrijwielen- van de auto niet te zijn gemaakt ten behoeve van de onderneming. (...) 5. Het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing indien blijkt dat de auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. 4.2. De rechtbank stelt voorop dat, indien eiser stelt dat de auto voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden is gebruikt, de bewijslast daarvan op hem rust. 4.3. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen, waarbij hij zich onder meer heeft gebaseerd op de aanwezigheid van een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) in de auto. De bewijslast ten aanzien van de aanwezigheid van een kto in de auto rust op verweerder. Eiser heeft ontkend dat een kto in de auto is ingebouwd. 4.4. Na afweging van de verklaring van eiser tegen het door verweerder ingebrachte bewijs is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat het aan de stukken te ontlenen sterke vermoeden dat een kto is ingebouwd, door eiser onvoldoende gemotiveerd is weersproken. De omstandigheden die tot deze conclusie hebben geleid zijn de volgende: - Uit door diverse taxichauffeurs tegenover politiefunctionarissen afgelegde verklaringen (waarvan de processen-verbaal tot de gedingstukken behoren) blijkt dat in en omstreeks 1998 op ruime schaal kto’s zijn ingebouwd in taxi’s. - Uit de onder 2.6 vermelde door de eigenaar van het taxameterinbouwbedrijf afgelegde verklaringen blijkt dat het vanaf 1997 tot de gebruikelijke werkzaamheden van K behoorde om naast taxameters kto’s in te bouwen. - Uit de onder 2.5. opgenomen verklaringen van een werknemer van K blijkt dat deze zich bezighield met het inbouwen van kto’s en hiervan aantekening hield in een schrift. Nu de aantekening in dit schrift op 16/2/1998 betrekking heeft op (Taxi) 000 acht de rechtbank aannemelijk dat in de auto van eiser een kto is ingebouwd. Voor dit oordeel baseert de rechtbank zich mede op de verklaring van K dat de betalingen voor de inbouw van kto’s buiten de boeken werd gehouden en op de omstandigheid dat eiser voor de eveneens op 16/2/1998 ingebouwde taxameter geen factuur kan overleggen. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat alle facturen van het inbouwbedrijf zijn nagelopen en dat van Taxi 000 niets is aangetroffen. De rechtbank acht - gelet op het inbouwen van een kto en de daarmee gepaard gaande kosten, kort na aankoop van de onderhavige auto en ingebruikname als taxi - het voorts aannemelijk en gaat ervan uit dat de kto is gebruikt om een deel van de daadwerkelijk verreden kilometer niet door de kilometerteller te laten registreren. 4.5. Gelet op het voorgaande dient bij de beoordeling van de door eiser overgelegde kilometeradministratie, welke geheel is gebaseerd op de door eiser ingevulde rittenstaten, rekening te worden gehouden met de aanwezigheid en het gebruik van de kto. Nu de rittenstaten door eiser zijn ingevuld aan de hand van de stand van de kilometerteller en deze standen door het gebruik van de kto, gezien de onder 2.3 vermelde werking ervan, zijn gemanipuleerd, dient de kilometeradministratie als onbetrouwbaar te worden aangemerkt. Aangezien geen ander bewijs met betrekking tot het privégebruik van de auto aanwezig is, leidt dit tot de conclusie dat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat de auto minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.” 4.3. Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.1. en 4.2. is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat over het jaar 1998 terecht omzetbelasting is nageheven. 4.4. Op grond van hetgeen hiervoor onder 2.7.3., 2.7.4., 4.1. en 4.2. is opgenomen, is de rechtbank van oordeel dat over de jaren 1999 en 2000 terecht omzetbelasting is nageheven. b. Met betrekking tot het jaar 2001: 4.5. In het eerste lid van artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (tekst 2001) is, voor zover hier van belang, bepaald dat de belasting welke drukt op het houden – met inbegrip van de aanschaffing – door de ondernemer, van een auto welke mede wordt gebezigd anders dan in het kader van zijn onderneming (privé-gebruik), eerst in aftrek wordt gebracht alsof de auto uitsluitend in het kader van de onderneming wordt gebezigd; vervolgens is ter zake van het privé-gebruik jaarlijks 12 percent belasting verschuldigd over het bedrag aan kosten dat bij de heffing van de inkomstenbelasting als onttrekking wordt aangemerkt. 4.6. Artikel 3.20 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) luidt, voor zover hier van belang, als volgt: “1. Indien aan de belastingplichtige ook voor privé-doeleinden een auto ter beschikking staat, wordt op jaarbasis ten minste 25% van de waarde van de auto als onttrekking in aanmerking genomen. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privé-doeleinden ter beschikking te staan tenzij blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt. 2. Indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt, wordt de onttrekking gesteld op nihil. (...) 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld waaraan een rittenregistratie moet voldoen. (...) Tevens kunnen regels worden gesteld over het anderszins laten blijken dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privé-doeleinden wordt gebruikt.” 4.7. Blijkens artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel c, Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Uitvoeringsregeling) bevat de hiervoor genoemde rittenregistratie ten minste de volgende gegevens per rit: datum, begin- en eindstand van de kilometerteller, beginadres en eindadres, (...), het karakter van de rit. 4.8. De rechtbank neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen in de onderdelen 4.4. en 4.5. van de uitspraak met procedurenummer 05/1120, met dien verstande dat de conclusie thans luidt dat niet is voldaan aan de vereisten voor het bijhouden van een rittenregistratie als bedoeld in artikel 9 van de Uitvoeringsregeling. Een en ander heeft tot gevolg dat artikel 3.20 van de Wet IB 2001 en artikel 15 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting toepassing vinden. Voor het tijdvak 1998 tot en met 2001: 4.9. De stelling van eiseres dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen voor de heffing van inkomstenbelasting niet tot een bijtelling wegens privé-gebruik van de auto kon komen, wijst de rechtbank af nu verweerder de bijtelling voldoende heeft onderbouwd. 4.10. De stelling van eiseres dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven vanwege onregelmatigheden bij het horen van M door verweerder in de bezwaarfase, wordt door de rechtbank verworpen. De aanwezigheid van de controlerend ambtenaar bij dit gesprek is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de uitspraak te vernietigen, nu naast deze ambtenaar een medewerker aanwezig was die niet in een eerdere fase bij het opleggen van de naheffingsaanslag bij het proces was betrokken. Ook de omstandigheid dat verweerder ter onderbouwing van zijn standpunt in de bezwaarfase nieuwe feiten aanvoert, kan niet leiden tot vernietiging van de uitspraak nu niet is gebleken dat eiseres hierdoor in haar verdediging is geschaad. 4.11. De stelling dat verweerder omstreeks 1984/1985 de toezegging heeft gedaan dat M geen kilometeradministratie behoefde bij te houden vanwege het ontbreken van privé-gebruik, heeft eiseres niet nader onderbouwd. Voor zover eiseres hiermee een beroep doet op het vertrouwensbeginsel, faalt dit beroep bij gebrek aan feitelijke grondslag. 4.12. Wat de boete betreft overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres opzettelijk te weinig omzetbelasting heeft aangegeven en voldaan, hetgeen in beginsel een boete van 50% rechtvaardigt. Na bezwaar heeft verweerder de boete verminderd tot 50% van de aanvankelijk opgelegde boete en heeft hij aldus rekening gehouden met het repeterende karakter daarvan in de samenhangende zaken, genoemd onder 1.3. De rechtbank acht een boete van per saldo 25 % onder de gegeven omstandigheden passend en geboden. 5. Proceskosten De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. 6. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan op 29 augustus 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. R.G. Kemmers, mr. A. Roelvink - Verhoeff en mr.A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Maat, griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd; 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.